prototype der zal ze
wél, zal ze niet-romanschryvers.
Ten-onrechte zoeken sommigen de oorzaak van die
‘deugd’ - het feit is erkend - in verzadiging. Wellust laat
zich zoo min eens-voor-al verzadigen als honger en dorst. De russische
Catharinaas vasten niet, na en omdat ze zoo begeerig waren als prinsessen van
Zerbst. Niemand zal toch beweren dat de man die eenige jaren van z'n leven zich
geoefend heeft in 't verslinden van veel spys, daarom eindelyk geen behoefte
voelen zou aan voedsel. Het tegendeel is waar. Vraatzucht neemt gaandeweg
toe.
Ik mag nu dáárlaten in-hoever dit voorbeeld van
strikte toepassing is, omdat publieke vrouwen - ook al ware er verzadiging
mogelyk, in 't algemeen - niet het minste gevaar loopen van overmaat.
Elk industrieel, ieder die verstand van ‘zaken’ heeft, kan ligtelyk
berekenen dat de levering, het debiet, zeer beperkt is door
konkurrentie. De ondernemers dezer soort van slavenhandel klagen over
Vryen-Arbeid!
Iets dergelyks zeide
Piron:
‘Bonsoir, monsieur!’ ‘Bonsoir, madame!
Le commerce va-t-il bien fort?’
Oh non, monsieur! Les honnêtes femmes
Nous font aujourd'hui bien du tort!’
't Spyt me dat ik hier in gezelschap kom van 'n schryver die...
Het doet er niet toe. Wat die Piron hier geeft als pikante
boutade, is de eenvoudige waarheid, mits men z'n
‘aujourd'hui’ wegwerpe, dat naar verzenmakers-manier maar 'n
stopwoord is om den regel te vullen. De in z'nsaillie vervatte opmerking
namelyk, is altyd en overal van toepassing geweest. Dit durf
ik zeggen, op 't gevaar af van misverstaan te worden. Ik bedoel geen
sarkasme, geen zoogenaamde ondeugendheid. Evenmin tracht ik 'n meening
uitteventen voor nieuw, die sedert lang by lieden die deftigheid putten uit
afschuw van waarheid, werd gebrandmerkt als cyniek, en even lang reeds 'n
gemeenplaats is in liederlyke kringen, waar de waarheid schynt gezocht te
worden in 't wegwerpen van décentie. En, bovenal, ik wil niet lasteren.
M'n bedoeling is in wysgeerig-gemoedelyke overtuiging te zeggen wat ik voor
waar houd, op 't gevaar af dat die waarheid in 't oor der lezers 'n geheel
anderen klank hebbe, dan met myn stemming over dergelyke onderwerpen
overeenkomt. Wat deze stemming zelf aangaat, het is wel treurig dat zy
inderdaad kan gelden voor iets nieuws. Er moet veel bégueule
valsheid en veel valsche geestigheid worden ter-zy gedrongen, voor m'n
opvatting de