1053b.
Koning Achab had Elia verweten dat-i Israël
‘beroerde.’ De profeet wees die beschuldiging van zich af, en
beweerde dat de koning-zelf oorzaak was van de moeielykheden waarin 't volk
verkeerde. Achab ‘had de geboden des Heeren verlaten, en de Baäls
nagevolgd.’
Elia vergiste zich. Baäl, Bel, beduidt zoo goed
‘Heer’ als de benamingen waarmee hyzelf gewoon was 't Opperwezen
aanteduiden. De twist had er dus iets van, alsof men 'n franschman uitmaakte
voor 'n afgodendienaar, omdat-i God aansprak met den naam van Dieu. En
wat het meervoud van die Baäls aangaat, Achab had zich met grond
kunnen beroepen op de even meervoudige, en zeer schriftuurlyke: Elohim
uit Genesis. In theologie en taalkunde schynen die beide
voorgangers van Israël, zoo ongeveer op één hoogte te hebben
gestaan. Maar in de praktyk gaf de klerikale woordvoerder doorslaande bewyzen
van grooter behendigheid. Hy noodigde Achab uit: ‘het gansche Israël
te doen by-eenkomen op den berg Karmel, en de vierhonderd en vyftig profeten
van Baäl, en de vierhonderd profeten van het bosch, die van de tafel van
Jezebel eten.’ Achab deed alzoo. Ziehier wat er verder geschiedde:
‘Toen naderde Elia tot het gansche volk, en zeide: hoelang
hinkt gij op twee gedachten? Zoo de Heer God is, volgt hem na, en zoo het
Bäal is, volgt hem na!
Maar 't volk antwoordde hem niet een woord...
Bogowontisch!
Toen zeide Elia tot het volk: ik ben alleen een profeet des Heeren
overgebleven, en de profeten van Baäl zijn vierhonderd en vijftig
mannen.
Dat men ons dan twee varren geve, en dat zij voor zich den
éénen var kiezen, en denzelven in stukken deelen, en op het hout
leggen, maar geen vuur daaraan leggen; en ik zal den anderen var bereiden, en
op het hout leggen, en geen vuur daaraan leggen.
Roept gij daarna den naam
van uwen God aan, en ik zal den naam des Heeren aanroepen; en de God, die door
vuur antwoorden zal, die zal God zijn. En het gansche volk antwoordde en zeide:
dat woord is goed.
En Elia zeide tot de profeten van Baäl: kiest
gijlieden voor u den éénen var, bereidt gij hem eerst, want gij
zijt velen; en roept den naam uws Gods aan, en legt geen vuur daaraan.
En
zij namen den var, dien hij hun gegeven had, en bereidden hem, en riepen den
naam van Baäl aan, van den morgen tot op den middag, zeggende: o
Baäl, antwoord ons! Maar er was geene stem en geen antwoorder. En zij
sprongen tegen het altaar, dat men gemaakt had.
En het geschiedde op den
middag; dat Elia met hen spottede, en