- In 'n chres... to... ma... thie, juffrouw. C, h, r, e,
s... kres!
- Of, volgens sommigen: gggres, kommenteerde de meester.
Kristus of... Gggristus...
- Dat zyn allemaal heidensche nieuwigheden! Ik zeg maar:
Kristisss... want zóó heet de Heer, en niet anders! Jelui zult me
toch m'n geloof niet willen afnemen?
- Maar juffrouw...
- Ik wil er niets van weten! Dat komt van al die wereldsche
geleerdhedens! Wat zegt Paulis... of neen, wat zeiën ze tegen Paulis? Ze
zeiën dat-i gek was van geleerdheid. En zóó is het! Want ik
zeg: Kristisss is Kristisss, en daar ga ik niet af, al ging jelui op je hoofd
staan met je beîen. En voor Wouter is 't ook niet goed, juffrouw
Pieterse, dat-i zulke praatjes aanhoort. 't Kind is pas ziek geweest, en als de
Heer hem niet gespaard had, zoud-i nu al voor 't Gericht staan... zoodat ik
maar zeggen wil, dat ik vasthoud aan m'n geloof. Maar als-i uitgaat, moet-i 'ns
by me komen, dan zal ik hem eens onder-handen nemen, want met z'n kathechizatie
zit het er dun op. Dat heb ik al lang gemerkt. En nu, dankje voor je koppie
thee, juffrouw Pieterse... né, meester, geen woord meer... 't is zonde!
Verlokken laat ik me niet... ik blyf by den Heer... nou, stuur 'm eens by me -
Wouter meen ik - als-i uitgaat.
Onder dit gerammel was 't schepsel opgestaan, en ze vertrok, met
overwinnaarsblikken 't slagveld overziende, waarop ze zooveel roem meende
behaald te hebben.
Juffrouw Pieterse was niet tevreden met den uitslag van den
veldtocht. Ze had van haar beide maarschalken meer verwacht. Pennewip en
Stoffel beweerden dat juffrouw Laps te dom was voor 'n behoorlyk debat. Wie zal
dit ontkennen? Maar 't was de eenige reden niet. Ze vond in haar
steil entiérisme zekere kracht, die haar tegenstanders niet konden
putten uit het al te flauw bewustzyn dat er iets kon bestaan, wat naar gezond
verstand geleek. Ze zou dan ook met behulp van haar frazeologie de overwinning
behaald hebben op veel ontwikkelder vyanden nog, dan ze zoo-even uit het veld
sloeg. De eerste pogingen tot overgang van volstrekt geloof tot onafhankelyk
nadenken, werken verlammend, en het is niet te verwonderen dat zoo weinigen de
kracht bezitten, zulke pogingen doortezetten tot het uiterste toe. Zeker is
het, dat deze kracht niet kon gezocht worden by den ouwerwetschen Pennewip en
den bekrompen Stoffel.