- Hoorje 't, Wouter?
- Hier of hier-namaals, moeder! Gepaste vreugd màg wel, maar
ongeoorloofd zingenot is... niet geoorloofd. Dat rukt alle banden van de
menschelyke Maatschappy... uwe ziet wel, dat zoo'n komedie heel mooi wezen kan,
als men 't maar goed opvat, en alles behoorlyk weet uitteleggen. Dàt is
het maar!
- En hoe liep het toen af met dien baron?
- Wat zal ik u daarvan zeggen, juffrouw! Hy heeft veel gesproken, en
was erg bedroefd omdat hy eens... die oude vrouw...
- Verleid had, viel Stoffel hulpvaardig in, daar Leentje 't ware
woord niet vinden kon, of niet noemen durfde. Men noemt zulks verleiden.
- Ja juist, zoo zei dat mensch ook. En hy beloofde haar dat-i 'r
nooit weer zoo-iets zou aandoen. En toen zeid-i tot den onechten zoon, dat men
altyd op 't pad van de deugd moet blyven, en dat-i met die oude vrouw trouwen
zou. Ze was er erg mee te vreden.
- Dàt geloof ik, riepen de drie meisjes, als uit
één mond, en met 'n snelheid die verklapte waar eigenlyk 't
zwaartepunt ligt van sommige zedelykhedens. Dàt geloof ik graag, riepen
ze, toen werd ze 'n ryke barones!
- Ja, zei Leentje, ze werd 'n groote dame. En de onechte zoon viel
den baron om den hals, en toen speelden ze 't ‘Kamertje van 'n
Waschmeisje’ en de zoon was huzaar, en zong: ‘'k bèn
vol eer, 'k bèn vol eer, ziet ik ben d'r 'n man vol eer!’ Maar
waar de oude baron gebleven is, weet ik niet. En toen zyn we naar huis gegaan,
maar de kleermakers-juffrouw had geen pleizier meer, omdat ze haar doosje kwyt
was. Of die heer 't haar nog thuis gebracht heeft, zou ik de juffrouw niet
kunnen zeggen.
Hier was de vertelling uit.
De meisjes dachten: barones!
Stoffel: de deugd!
De moeder: twaalf stuivers ‘de man’ buiten wafels en
chocolade!
Wouter: die jager! Ik zou wel zoo'n jager willen zyn in een bosch...
in 'n heel groot bosch... heelemaal alleen...
Hy nam z'n penseel op, en zag Ophelia aan:
...heelemaal alleen in 'n groot bosch, met... Femke!