1049a.
Om Petrus te leeren begrypen, den moedigsten van Jezus' volgelingen,
behoeft men zich slechts voortestellen dat er, vóór 't verraad,
aan Judas gevraagd was: zyt gy ook niet uit zyne discipelen? Judas zou
waarachtig niet neen gezegd hebben! Een betuiging kost den laaghartige niets,
maar den oprechte is zy 'n daad. Petrus was niet gereed voor 'n offer, vooral
omdat het gevorderd scheen zonder dat het op 'n offer geleek. Voorzeker zou hy
z'n heer niet verloochend hebben, indien hem de vraag ware gedaan door
gewapende en dreigende krygslieden. Hy had z'n karakter niet by-de-hand, omdat
de ondervraging geschiedde door 'n dienstmaagd, en... eens verloochend
hebbende, struikelde hy over de geringe moeielykheid van 't terugkomen op z'n
woord, hy die zich met moed en lust zou hebben teweer-gesteld tegen 't
schrikkelykst gevaar. Waar 'n held zich klein toont, is 't by vergissing... het
toonen niet, maar 't klein-voelen zelf. We kunnen dien toestand vergelyken by
de penurie van den ryke die, ongewoon aan geringe geldelyke bezwaren, verzuimd
heeft zich by zekere gelegenheid te voorzien van pasmunt.
Wel jammer, dat die pasmunt zoo'n groote rol speelt in de wereld! En
heel onbillyk, dat lieden die gewoon zyn aan kopergeld, zich zoo vermeien
in den nood van den millionair wanneer hy ten-gevolge van hun armoed,
z'n bankpapier niet gewisseld kan krygen!