1045.
Ik richt het woord tot de sterkeren, die dwalende aanleggen
op 'n verkeerd wit. Waarschynlyk zyn er velen die - als
post - meenen iets
degelyks te hebben verricht, door zich te verdiepen in bewondering voor de
nieuwe verf waarmee men tegenwoordig de theologie tracht optekleuren.
Waarschynlyk zyn er die meenen in ‘staatkunde’ gedaan te
hebben, als ze 't een-of-ander ‘orgaan’ van de tegenparty betrapten
op 'n fout.
Voor-zoover dit by vergissing geschiedt, kan 'n waarschuwing haar
nut hebben. Ook moet de onnadenkende gewezen worden op de industrie dergenen
die niet uit vergissing hun orfèvre-doeltjen in de plaats
schoven van 't geheel.
Betwyfelt men de juistheid van m'n slotsom?
Er bestaat 'n kriterium dat we kunnen raadplegen. Het is de
norm der persoonlykheden die sedert vele tientallen jaren door de natie werden
waardig gekeurd, haar te vertegenwoordigen op allerlei terrein. Men
begrypt dat ik hiermede geenszins bedoel àl die personen-zelf
aantevallen, schoon velen hunner hiertoe lokkend genoeg uitnoodigen. Doch neen,