Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1046.Men beschuldigt me van menschenhaat, of minstens van bitterheid. Dit laatste is gegrond. Ik ben bitter, en zeer treurig. Een groot deel van dezen bundel is geschreven om deze stemming zoo niet te rechtvaardigen, dan toch te verklaren. Wie 't afkeurt, bedenke dat ik me nooit heb toegelegd op valsch-wysgeerige onmenschelyke bovenmenschelykheid. Smart is me smart, en vreugd is me vreugd. Wat daar bezyden heet te gaan, houd ik voor leugen, en schikt me dus niet.
En smartelyk is het, m'n arbeid bedorven, m'n pogingen zoo by-voortduring miskend te zien, vooral omdat de oorzaken waaruit deze soort van bestryding voortspruit...
‘Staatkunde!’
...nauw verwant zyn en samengaan met de verwaarloozing van kracht, en de bekrompenheid van blik, die eerlang ons arm land zullen overleveren aan den vreemdeling.
Er bestaat één geneesmiddel, maar 't behoort snel en ernstig te worden toegepast. Eén wapen, maar 't moet met kracht gevoerd worden.
Dit middel, dat wapen heet waarheid.
Zoolang we haar niet in oprechtheid durven zoeken, zoolang wy te beschroomd zyn om haar by elke gepaste gelegenheid onverbloemd, en zonder aanzien van persoon of vooroordeel uittespreken, is de toestand van ons landje hopeloos.
En - vooral, dunkt my - we moeten niet den enkele die daaraan z'n leven wydde, en naar z'n beste vermogen 't zyne bybracht ter genezing, beschouwen en behandelen als 'n vyand. Ook zou 't wenschelyk zyn dat we hem niet onverdedigd overlieten aan de vyandschap van anderen. Want al kòn de mogelykheid gedacht worden dat hy geen behoefte had aan steun, velen moesten behoefte gevoelen aan de | |
[pagina 379]
| |
eer: naast hem te staan. Afschuw ten-minste van de schande waaraan hun zwygen hen blootstelt, daar dit de verdenking wettigt dat ze leden zyn van de bende die hy bestrydt.
Moê van verdriet, ga ik me in den volgenden bundel wat verpoozen met de Geschiedenis van woutertje pieterse. Mocht me dan al nooit het geluk te-beurt vallen, te vernemen of ze den lezer beviel, toch hoop ikzelf daarin wat rust te vinden, na 't vermoeiend staren op de al te droevige werkelykheid die m'n gemoed zoo bitter maakt. Ga naar margenoot# |
|