Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1043.Ik druk op dit ‘nu.’. 't Zal veranderen! Alles is in alles. Ik dring immers overal op waarheid aan? Bestryd ik niet overal 't vervloekte ‘schipperen’ dat mèt genotzucht, een der meest kenmerkende eigenschappen is van onze eeuw? Wat toch bewoog den heer post, zoo in 't byzonder party te trekken voor de zeer onklassische theologische richting van den dag? Ik meen eenig recht te hebben tot den eisch dat men myn denkbeelden groepsgewys, en op zekeren afstand beschouwe. (122, 123.) Misschien zal dan het een 't ander verklaren of minder onvolledig maken. Men zal inzien hoe ik geen christendom zonder wonderen kan aannemen, ik die geen Nederlandsch gezag in Indie bestaanbaar acht, zonder 't stelsel van gezag, dat men kultuursysteem noemt. Op de meeste zaken van dezen aard is 'n pauselyk sit ut est aut non sit van toepassing, waarin dan ook 't logisch rym ligt op m'n klacht van zoo-even, dat er 'n doorgaand gebrek bestaat aan katholicismus, d.i. aan algemeenheid. Byna overal ontwaren wy mangel aan de noodige geestkracht om 'n keuze te doen tusschen rechts en links. Het zoeken naar bemiddelende tusschenwegjes, waarlangs men meent ‘kool en geit’ beiden in veiligheid te brengen, veroorzaakt noodlottige krachtsverspilling, die by den een 't verstand bederft - of tydelyk benevelt althans - by den ander 't karakter te-gronde richt. En hierom valt in zeker opzicht, het schryven van den heer post in dezelfde rubriek van ‘verkeerd aanleggen’ als 't ‘staatkundig’ knoeiwerk van zoo'n nieuw-rotterdamschen kunstbeschouwer.
De een roept: ‘hoe, zoudt ge 't gild aanranden, waarby ik m'n leertyd houd, en eerlang den meestergraad hoop te bekomen? Dit duld ik niet!’ Maar... in z'n geestdrift vergeet hy dat gild inderdaad te beschermen door 't ontzenuwen van de grieven die daartegen werden ingebracht.
De ander insinueert dat ik niet veel meer dan 'n idioot ben, waar ik een-en-ander schyn gezegd te hebben, dat weleens - zeer juist gezien, waarlyk! - zyn handwerk zou kunnen benadeelen. Maar... hy vermydt met boos opzet, wat post verzuimde ter-goeder-trouw: het weerleggen van de stellin- | |
[pagina 374]
| |
gen die ik opperde.
Van dit verschil in moraliteit stap ik nu af. We hebben in konklusie met iets anders te doen. Met de eigenaardigheid van onzen tyd, die ik vroeger ‘luiheid en valsheid’ noemde, doch nu wenschte saamtevatten in bewoordingen die niet zoo zeer persoonlyke eigenschappen kenschetsen, als wel 'n maatschappelyken toestand. Moet ik de hiertoe noodige uitdrukking ter-leen vragen aan louise?
We zyn klein!
In alle tyden heeft egoïsmus 'n groote rol gespeeld. Welnu, we zyn klein tot in ons egoïsmus toe! De zelfzucht openbaart zich als die van 'n onnoozel kind, dat om-den-wille van ongezonde versnapering of nietig speeltuig, de kostbaarste zaken versmaadt. Zoo'n speeltuig is den een: de ‘godsdienstige’ richting van den dag. Den ander: 't ‘staatkundig’ partytje waartoe hy... meent te behooren.
‘Meent te behooren.’ Slechts zeer weinigen hangen uit weldoordacht hunzelf toebehoorend grondbeginsel, 'n party aan. Byna overal is dit 'n zaak van toeval, van persoonlyke sympathie, van meegaan met omgeving. By velen zelfs louter 'n middel van bestaan.
Klinkt deze laatste beschuldiging te bar? Ik geef ze voor beter, mits men my voldoende aantoone wat 'n niet onbekwaam kritikus bewegen kan, de in Vorstenschool geschetste toestanden naar Spanje te verplaatsen? Ziehier dan ook de reden waarom ik van dien saut périlleux zooveel notitie nam. Hy diende my ter karakterizeering. Ga naar margenoot# |
|