voorbyga - dan vraag ik, of hy
zich niet vergiste in de ‘keus van 't onderwerp zyner
belangstelling?’ Dat myn levensloop en werken by-voorkeur den tekst
leveren zouden tot 'n herhaling der sedert eeuwen tegen het duel ingebrachte
bedenkingen, is wel de laatste gissing die in my opkomen zou.
Toch was 't me aangenaam, dit laatste voorbeeld te kunnen ontleenen
aan 'n schryver die me hartelyk pryst. Dit dient my om te doen in 't oog
vallen, hoe hier geen spraak is, noch van camaraderie noch van
vyandschap, en dat m'n zeer algemeene opmerking zoomin afhankelyk is van
dankbaarheid voor lof, als van wrevel over blaam. Er blykt, meen ik, uit m'n
werken niet hoe ik over duellen denk...
Dat ik ze niet onvoorwaardelyk af keur, wil ik wel erkennen.
...doch gesteld dat ik, gelyk nu, ter-loops iets over duellen gezegd
had, en dat Dr. feringa zich daarmee
volkomen vereenigde, dan zou daarom myn aanmerking op 't verkeerd kiezen van 'n
punt ter behandeling, haar kracht niet verliezen. Immers, wie er niet meer van
wist, zou in later dagen uit feringa's keus byna opmaken dat ik
'n specialiteit ‘op de punt’ of ‘op’ de pistool was
geweest. De tyd heugt me nauwlyks dat ik zulke dingen aanraakte, en
uitsluitende liefhebbery-artikelen waren ze my nooit. Als ik me wel herinner,
wordt er in den Havelaar ook over zuurkool gesproken. Staat ons nu
daarom, ter karakterizeering van m'n arbeid, 'n verhandeling over 't inmaken te
wachten?
Ik noemde zulke... vergissingen: onklassiek. Had ik moeten zeggen:
onkatholisch? Het komt me namelyk voor dat er in dat alles gebrek is aan
algemeenheid, aan breedte van opvatting.
Dit had ik den heer post willen doen opmerken, als ik z'n
stuk voor de uitgave gelezen had. En ik geloof dat-i myn raad zou gevolgd
hebben. Vooral omdat de begane fout - ze is nietig op-zichzelf, en in
hem zeer vergeeflyk! - my aanleiding geeft tot 'n aanmerking van meer
gewicht op z'n geheelen brief. Ook daarin heeft hy zich, naar ik beweer:
‘vergist in de keus van 't onderwerp zyner belangstelling.’
En dit is tevens de reden waarom ik dien brief gebruikte als leiddraad tot de
beschouwingen, waarmee ik m'n grieven tegen de Natie verbind aan m'n
afkeer van zekere soorten van ‘Staatkunde.’