Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1030.De Natie kent my niet, beweert de heer post? Ei-lieve, ik hoop...
Hopen is wat veel gezegd. Wie zóóveel afgevlotte balken zag te-gronde gaan, heeft tot hopen 't recht niet.
Laat me dan zeggen: ik wenschte dat de Natie my leerde kennen uit brata yoeda's boek. Wie 't lezen verstaat, zou daaruit kunnen leeren van welke soort de moeielykheden waren, die ik te Lebak te overwinnen had, toen ik daar binnen den kring myner bevoegdheid, en naar den letterlyken eisch van m'n ambtelyke instruktie - niet uit dilettanten-liefhebbery, waarlyk! - my verzette tegen onrecht.
Misschien ook zal men hieruit dan eens eindelyk leeren begrypen waarom de lof over mooischryvery me in de ooren klinkt als 'n bespotting! Na al de vergeefsche pogingen die ik aanwendde om dit begrypelyk te maken - zie, byv. de parabels over den goudmaker, over chresos, over den Impresa- | |
[pagina 335]
| |
rio, over don juan - zal 't waarschynlyk ook nu weer te veel gehoopt zyn.
Twee vlotten slechts vergaan van de zeven-en-twintig? Inderdaad, brata yoeda mag van geluk spreken. Van m'n ideen komt er niet één van de duizend te-recht. En... hy had maar met ongelukken te doen! Myn werk wordt met opzet bedorven, en men schaamt zich niet me nog te plunderen bovendien. Men steelt m'n denkbeelden, m'n wyze van uitdrukking. Men steelt tot m'n fouten toe, ja... m'n fouten het liefst! (15)
Uw boek is wáár, brata yoeda, treurig wáár! En toch, of juist hierom, wilde ik u gaarne voor zoo'n ‘bevredigend’ vyfde treurspelbedryf bewaard zien. Vergeet uw zotten droom van recht, arme jongen! Keer tot uw djati-vlotten en tygers terug... geloof me, 't zal u 'n verademing zyn!
Och, 't zou zoo jammer wezen, als ge meer schreeft! Wie op uw‘Feiten’ geen acht slaat, zal zich evenmin laten opwekken tot iets goeds door wat ge daarop zoudt kunnen doen volgen. Integendeel. De schaamte over 't niet luisteren naar uw eerste woord, zou zich openbaren in mishandeling, zoodra er bleek dat ge u verstoutte aantedringen op afdoening.
Maar ik dank u hartelyk voor uw boek, en voor al 't leed dat ge doorstondt, eer 't schryven daarvan u mogelyk was. (30!) Ge hebt de Natie - die me niet kent, naar ik hoor - in-staat gesteld my teleeren kennen, en... wat in dat geval van gelyke beteekenis is: zichzelf.
Uit uw boek, brata yoeda, kunnen de Nederlanders als in een camera obscura te aanschouwen krygen: welken poel van vuil ze in bescherming namen, toen ze voor duymaer van twist en z'n vuile konsorten party kozen tegen max havelaar! |
|