Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 328]
| |
zeer voor z'n boek, en hoop... dat-i de pen wegwerpe.
Geloof me, beste jongen, het is den moriaan geschuurd, aantedringen op recht, zoolang men niet door achterladers en bajonetten kracht kan byzetten aan dezen eisch. Dàt zyn de eenige afdoende rechtsmotieven. Kunt ge u die verschaffen... och, dan hebt ge geen recht meer noodig! Zoolang dit echter niet het geval is, koop u 'n Jérôme Paturot - een der best geschreven boeken die onze eeuw oplevert! - en tracht terugtekeeren tot uw punt van uitgang... tot houtkappen, omringd van tygers, aan de oevers van den Brantas!
't Zal u bevreemden, doch wáár is het, dat my in uw geheel boek geen passage zoo getroffen heeft, als die waarin ge met nobelen hoogmoed verzekert dat de door u gemaakte vlotten zoo goed bestand waren tegen de hindernissen in de stroom. Daar was ik jaloersch op u! Och hoe gaarne had ik meegewerkt! Hoe driftig zou ik de pen wegsmyten, ondankbare pen die me 't merg uit de ziel zuigt, en hiervoor niets teruglevert dan 'n schamel onderhoud, gesausd met ondank en smaad! Ondervondt ge 't ooit, dat uw balken, met zorg gekozen, wèl geplaatst, stevig verbonden, zich van elkaar scheidden en te-gronde gingen om U te sarren? Sloegen ze ooit de logiek in 't aangezicht, door op-eenmaal te veranderen van dikte, lengte of getal, om U hartzeer aantedoen? Om uwen arbeid te-schande te maken? Verkrachtten ze ooit 'n natuurwet, door indryven tegen den stroom, om U te doen doorgaan voor traag, onbekwaam, voor oneerlyk misschien?
O, die lieve balken!
Arme domme naïve brata yoeda, welke booze geest blies u de zotheid in, de bemoeienis met die onschuldige dingen te verruilen voor...'n handel in denkbeelden? In denkbeelden nogal, die niet kunnen aanlanden op de plek waar ze wezen moeten, zonder aanhoudend worstelen tegen den stroom der belangzuchtige vooroordeelen die ze te-keer gaan?
Zegepraal van 't recht?
Dit is 'n droom van goede kinderen, brata yoeda! Een herinnering uit de leesboekjes onzer jeugd, waarin op de laatste bladzy 't braafste jongetjen altyd het best afspeelt. Hoogstens is 't 'n kunstenaarstheorie die 't leveren van ‘bevrediging’ voorschryft, in 't vyfde bedryf van 'n drama.
Maar... ook in tragédie moet aan 'n gelyksoortigen eisch | |
[pagina 329]
| |
van ‘bevrediging’ voldaan worden. En 't geschiedt daarin op 'n wyze die beter overeenstemt met de werkelykheid: de held gaat - als slechts twee van uw vlotten, geluksvogel! - te-gronde!
Lees en bestudeer Jérôme Paturot, en keer tot uwen houtkap en die tygers terug. Het Recht zal er geen schâ by lyden. Integendeel! Waart ge voortgegaan met vlotten-maken, dan zou er 'n onrechtvaardig vonnis minder op de wereld zyn. |
|