Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1026.Dubekart's boek, doortrokken van javanismus, is jávaasch, byna javáánsch. Het riekt naar rampeh, kenangan, tjempaka, melatie, passer, landraden, waroeng, klapper-olie,pasehban, amfioenkit en baleh-baleh: het is 'n wáár boek!
Deze laatste uitdrukking behoort gerechtvaardigd te worden. De schryver tast veel personen uit het officieel wereldje waarin-i zich bewoog, zeer forsch aan. Hy legt hun 'n reeks van kwade praktyken te-last, die de gamme van 't booze vry volledig doorloopen, van dagelyksche laagheidjes af, tot moord toe. We mogen dit alles niet zoo voetstoots voor waar aannemen. Wie verzekert ons dat hy zich niet nu-en-dan vergiste? In-allen-geval zou men de altera pars moeten hooren, die wel hoogstwaarschynlyk zwygen zal...
De Natie zou 't dulden!
...maar die toch dat zwygen eenigen tyd kan volhouden, voor 't zou mogen gelden als konfessie.
Dat onze brata yoeda door 'n Raad van Justitie en 'n Hooggerechtshof is veroordeeld tot gevangenisstraf wegens laster, geeft ons almede nog geen voldoend recht om hem voor 'n geloofwaardig persoon te houden. Er zyn wel eens menschen gekondemneerd, die inderdaad niet veel deugden.
't Zou dus getuigen van verregaande lichtzinnigheid, al de door den schryver geopenbaarde feiten zonder nader bewys voor waar te houden, maar... z'n ‘Feiten’ zyn wáár, z'n boek is wáár!
Indien er, wat de hoofdzaken aangaat, in dat boek gelogen wordt, is de heer Agathon marius courier dit dubekart de eerste schryver van ons land. Te verdienstelyker dan als zoodanig, omdat-i juist genoeg schryversfouten maakt om z'n infernaal talent te verbergen.
En als-i niet loog, is hy 'n belangwekkend slachtoffer van | |
[pagina 326]
| |
'n kollisie tusschen zekere eigenaardigheden in z'n karakter en de misdaden van anderen.
Ik voorspel dat de wereld hem deze eigenaardigheden zwaarder zal toerekenen, dan aan die anderen hun misdaad.
Of ik ze in allen opzichte goedkeur, is nu de vraag niet. Misschien ook is de arme brata yoeda zelf er niet mee ingenomen. Men heeft z'n karakter en temperament, jazelfs z'n liefhebberyen, niet altyd voor 't kiezen.
Om 't dan maar ronduit te zeggen, lezer, de heer dubekart is 'n misbruikzoeker, 'n onrechtwreker, 'n onbezoldigd publiek ministerie tot tydverdryf. Myn smaak zou 't niet zyn! En waarschynlyk was 't ook de zyne niet. Ik kan me levendig voorstellen hoe hy, geplaagd, gesard, gemeden, uitgestoten, vervolgd, zwart gemaakt, voor ‘onfatsoenlyk’ verklaard...
We zyn er!
De heer courier dit dubekart is onfatsoenlyk! Dit zal wel waar zyn, want het wordt getuigd door de mannen die hy met open vizier aanklaagde van misbruik van gezag, rechtsverdrajing, konkussie, simonie en moord. Met het oog op de aanstaande behandeling der Brata-Yoedasche zaak, in Nederland Ga naar voetnoot* is 't systeem van verdediging der beschuldigden niet zonder de bekende taktische handigheid gekozen. Dubekart zal in Holland het pleit verliezen. Nu voor alsdan noteer ik hier dat hy veroordeeld is wegens laster: ‘omdat hy zyn beschuldigingen niet kon staven met autentieke bewyzen.’ Het hangt nu van 'n letterzettersleerling af, 't woord ‘autentiek’ kursief te drukken, en dan zou er duidelyk te lezen staan dat de veroordeelde lasteraar... wèl beschouwd, de waarheid had gesproken. De overwinning die z'n tegenstanders op hem behaalden, is van erger soort dan die van pyrrhus. Deze scheen nog 'n volgende te kunnen afwachten voor-i 't spel opgaf.
Het is den heer courier dit dubekart, 'n jong mensch zonder titel, zonder rang, zonder middelen, zonder andere relatien met de Maatschappy dan vyandelyke, iemand die in den ban was by ambtenaren en ambtenaarsgenooten, juist by dezulken alzoo, tot wie hy zich wenden moest om de autentieke stukken te verkrygen, die hy meende in z'n proces | |
[pagina 327]
| |
noodig te hebben...het is hem in zulke omstandigheden niet gelukt, die autentieke stukken te produceeren. Dit alleen blykt, wat zyn strafwaardigheid betreft, uit het geslagen vonnis. De booswicht heeft zich schuldig gemaakt aan 't niet overleggen van bescheiden die ‘men’ hem belet had in-handen te krygen. Hoe is 't mogelyk dat ‘men’ hem slechts tot zes maanden gevangenis veroordeelde! Zùlke gruwelen, enz.
De hardnekkigheid waarmee ‘men’ weigerde hem de herhaaldelyk gevraagde stukken aftegeven, zou byna op 't denkbeeld brengen dat ze van grooter bewyskracht waren, dan overigens uit des schryvers verhaal schynt te blyken. Ze geeft aanleiding tot het vermoeden dat de letterzettersjongen van zoo-even niet zoo heel verkeerd zou hebben gedaan, als-i 't woord ‘autentiek’ onderstreept had.
En, ook zonder de weigering! Er blykt uit de geheele behandeling der zaak, voor ieder die lezen kan, dat het ook hier alweer ouder-gewoonte meer te-doen was, om op wettelyke wyze 'n kwestie te beëindigen, dan om recht te spreken. Dubekart's tegenstanders hebben meer reden tot klachte dan hy. Geen man van eer zal hem op grond van dat vonnis - 'n autentiek stuk toch! - voor 'n lasteraar houden. Hoogstens zal men hem verwyten dat-i zich inliet met zaken die hem - en nog niet eens naar àller opvatting van menschenplicht - niet schenen aantegaan. Die anderen evenwel zullen moeite hebben zich te reinigen van de smetten...
Och neen! Ze zullen wel zoo wys zyn zich die moeite niet te geven. Hoofdzaak is, dat ze in 't genot bleven van traktement, pensioen, officieele konsideratie. Zoolang dit het geval is, zullen ze by 't Nederlandsch Publiek goed ontvangen worden. En de arme brata yoeda... hm!
Nu ja, 'n lasteraar is-i niet - of 'n autentieke slechts - maar wat baat hem dit als-i geen geld heeft?
Ik raad hem ernstig aan, op Java te blyven. Wel zal-i ook dáár veel vinden van de bitterheid die hem in Nederland wachten zou - op verre na niet alles! - doch in dat verre gezegende land is de kans grooter, dat deze of gene industrieel in z'n eigen belang hem ryst biedt voor de zeldzame speciaal-kennis waarvan-i bewys geeft. En... dáár hebben z'n vyanden althans één, bondgenoot minder: den winter! |
|