Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1023.Ik blyf er by, dat het onnoodig is den heer post, of wien ook, in deze kleine studie den weg te wyzen. Eén voorbeeldjen echter, dat me juist onder 't schryven van 't vorig nummer in 't oog viel, wil ik noemen. Het komt voor in 't verslag van de Kamerzitting, waarin thorbecke's kappelmanisme: Kunst is geen Regeeringszaak, werd behandeld. Ga naar voetnoot* De heer wintgens viel dit barbaarsch dogma hevig aan, en eindigde met het slagwoord: ‘als Kunst geen Regeeringszaak is, zouden we tot het besluit komen dat Regeeren geen kunst is.’
Ik verzoek den lezer m'n idee 459 opteslaan, liefst in den laatsten druk met noten, en durf vragen of er niet iets... Bogowontisch ligt - op de piëteit na! - in dat verzwygen van m'n naam by 't letterlyk aanhalen van myn woorden? De Franschen noemen dit démarquer le linge d'autrui. Ga naar voetnoot†
Welnu, gierig ben ik niet. M'n middelen veroorlooven my, als boaz, 'n oog te sluiten voor 't sprokkelen op myn akker. Doch ik vraag of 't ruth mooi staat, zich aantestellen of ze den eigenaar niet kende? Daarop komt hier de zaak neer. En gedeeltelyk om-haarzelfs-wille maak ik deze opmerking. 't Zou me smarten als ze - overigens 'n goed werk doende - 'n gek figuur maakte by haar gespelen en de omstanders, die toch weten op welk veld de halmen werden gegaard, waarmee ze naomi in 't leven hield. Dergelyke voorbeelden nu komen my elken dag onder de oogen. Zelden slechts - gelyk nu-en-dan, byv. in de noten op de laatste uitgave - maak ik daarop uitdrukkelyk opmerkzaam.
Zyn ze den heer post niet in 't oog gevallen? Dit kan ik niet gelooven: ça saute aux yeux!
Hoe is 't dan mogelyk - tenzy men aanneme dat nooit eenige Natie iemand gekend heeft - te beweren dat de Natie my | |
[pagina 321]
| |
niet kennen zou? |