Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1022.Maar ook zy schreef geen ideen, en liep dus geen gevaar uitgefloten te worden omdat ze 'n forsche gedachte durfde uiten op 'n manier die daarby past, iets dat in kunstenaars zoo vreemd niet is.
- Joengen, iek zou oe roaden d'r moar flienk op ien te sloan hoor ik onzen cleerens zeggen, tot wien ik nu terugkeer.
Dit zal ik beproeven.
Hy zat me voorteteekenen hoe hy met z'n kolonne gemanoeuvreerd had, en hoe diepo negoro, 't hoofd der opstandelingen, hem telkens wist te ontsnappen. 't Kwam goed uit, dat ik in de streken waar de stryd hoofdzakelyk gevoerd was, twee jaren had doorgebracht, en dus beter was voorbereid om de verhalen van den ouden krygsman te begrypen, dan misschien anders 't geval zou geweest zyn. Met genoegen merkte cleerens dit op. Juist hy had het eerst vasten voet gekregen in de stelling te Kedong-Kebo, het tegenwoordig kampement by Poerworedjo, de hoofdplaats van Bagalen, waar ik in '47 en '48 'n paar jaren heb doorgebracht.
- Ga koent oe gien begriep moaken van de zoenderlienge bewegiengen van dien diepo negoro. Telkens als we mienden hum te vangen, of althans euver den rivier te driengen... - Neen, generaal, dàt kon niet. - Wat? vroeg hy. Koen-i niet euver den rivier goan? - Neen, generaal, hy kon niet over die rivier gaan. Dat mocht-i niet.
En hier vertelde ik iets aan cleerens, dat nu bekend is | |
[pagina 318]
| |
aan elken Delftschen student voor de Indische dienst, maar hem nieuw was. 't Spreekt vanzelf dat z'n bedryvig leven hem niet de gelegenheid had gelaten, zich te wyden aan ethnologische of geschiedkundige studien.
De arme diepo negoro dan, was in z'n strategische bewegingen altyd jammerlyk belemmerd geworden door 'n... bui van pudeur, waaraan eenmaal een zyner voorouders zich had schuldig gemaakt. Zekere Soeltan agoeng, aldus luidt de legende, bevond zich eens met groot gevolg op-reis in centraal Java. De stoet naderde een rivier die, volgens de vastgestelde richting van den tocht, behoorde overgetrokken te worden. Agoeng vroeg z'n volgelingen naar den naam van dien stroom. Het was de Bogowonto.
De beteekenis van dit woord - naar ik meen, gegrond op den vorm van 'n rots waaruit een der hoofdbronnen van de rivier ontspringt - is...
Ik zei 't den generaal in 't hollandsch. We waren beiden meerderjarig, en ik ben dit nog, maar...
't Water dan heet naar die rots. En die rots heet zoo, omdat ze in vorm...
Sakkerloot, ik wou dat al m'n lezers oude generaals waren, of meerderjarig althans!
Soeltan agoeng vond dien naam onbehoorlyk, en zei dat-i zich te deftig achtte 'n water overtesteken, dat naar zyn inzien niet geschapen was om door 'n fatsoenlyken prins van keizerlyken huize bevaren te worden. Hy deed 'n eed zich daarvan levenslang te onthouden, en strekte dien tot al z'n nakomelingen uit. Diepo negoro die er een van was...
- Gedeumi, ga heb gelaak! riep cleerens.
Hy zocht al z'n notaas en teekeningen van dien tyd by-elkaar, verzamelde z'n herinnerings-vermogen, krabde zich peinzend het voorhoofd, en nog-eens:
- Gedeumi, joenge, ga heb gelaak! Den diepo negoro ies nooit euver den Bogowonto getrokken!
Op-eenmaal scheen 't of den ouden krygsman veel werd opgehelderd, dat hem vroeger duister voorkwam. Hy erkende nu dat de vyandelyke aanvoerder hem dikwyls ontsnapt was omdat-i altyd geheel anders manoeuvreerde dan men ver- | |
[pagina 319]
| |
wachtte. Meermalen was men van drie zyden op hem ingedrongen, ten-einde hem te dwingen de provincie Bagalen te verlaten. Doch telkens als men meende dat-i nu wel genoodzaakt wezen zou, 'n schuilplaats te zoeken aan gene zy van den Bogowonto, had hy zich onverwachts rechts of links gewend, en zich doorgeslagen op punten die hem, naar 't onzen bevelhebbers toescheen, nu juist niet de beste kansen aanboden om te ontkomen. Soms ook scheidde hy zich in benarde oogenblikken van z'n troep af, en liever dan met haar de vervloekte rivier overtesteken, doolde hy byna onverzeld in de wildernis rond, tot-i 'n plek wist te bereiken, waar die stroom 'n anderen naam aanneemt. Dáár liet hy zich dan overzetten.
Diepo negoro eerbiedigde in de meest gevaarlyke omstandigheden, den door een van z'n voorouders uitgesproken eed.
Was die eed kinderachtig? Wie zal 't ontkennen. Lag er in de piëteit waarmee ze werd in-acht genomen, iets bekrompens? Zeker! De vraag is of er velen zyn die door hooger opvatting van eer en plicht, het recht hebben laag neertezien op den armen dweeper? Men behoeft niet ver te zoeken om tegenhangers te vinden, zoo niet van diepo negoro's trouw, dan toch van z'n onnoozelheid. Die trouw is en blyft aandoenlyk.
Dit vond cleerens ook wel, maar de strategische gevolgen van 't zonderling vooroordeel hielden hem langer bezig. Hy besteedde een ganschen avend aan 't opdiepen van gebeurtenissen die hem vroeger duister waren, en nu konden worden opgehelderd. Telkens vond hy de waarheid myner vertelling op-nieuw bevestigd door toetsing aan zyn herinneringen, en nog altyd klinkt my de trouwhartig-vlaamsche tongval in de ooren, waarmee hy my den volgende dag goeden-morgen wenschte:
- Ga heb gelaak, ga heb gedeumi gelaak... den hoofdmeutelieng 'n mucht den Bogowonto nie euver! Doar heb iek noe van-nacht alwieder 'n dwoazen sprong van hum eutgevonden... kaak! Altaad rechts of lienks eut de flank, zoedroa hum dien kurieuzen rivier noaderde! Dat moet hum zwoar gevallen zaan, mient ga nie? - Zeker, generaal. Maal dit kon de Bogowonto niet helpen. Die zotte sprongen...
Ei zie, daar ben ik aangeland by 1015, dat nog altyd op 'n behoorlyk slot wachtte.
| |
[pagina 320]
| |
De heer post wordt vriendelyk uitgenoodigd 'n voorbeeld aan dien ouden generaal te nemen, en uit de polemische kramptrekkingen van zekere ‘hoofdmuitelingen’ optemaken, of hun de Bogowonto dien ze zoo halstarrig weigeren overtetrekken, inderdaad niet zou bekend zyn? |
|