Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1017.'t Spyt me dat ik tacitus reeds genoemd heb. Door 't verzwygen van dezen naam had ik kans gehad 'n weddingschap te winnen. Ik zou den lezer gevraagd hebben welke Geschiedschryver wettig eigenaar is van den bekenden aanloop waarmee zekere ‘Nederlandsche Historien’ beginnen?
Misschien had ik tòch verloren, daar ik reeds in 731 voorbarig genoeg was tegen misraden te waarschuwen.
Om dat nummer in 't voorbygaan te rechtvaardigen, volge hier 'n kleine konkordantie, waaruit men leeren kan hoe vreemd er soms is omgegaan met het begrip: oorspronkelykheid, en hoe er ten-allen-tyde kopien zyn verkocht voor origineeltjes. De zeer deugdzame hooft was niet meer of min dan 'n litterarische zakkeroller. Dat-i niet overal zoo letterlyk als in dien aanhef tacitus naschreef, spreekt vanzelf. By 't verhalen van specifiek-hollandsche gebeurtenissen, was-i wel genoodzaakt zich nu-en-dan te bedienen van iets als hollandsche taal en uitdrukkingswyze. Toch stal hy overal zooveel als hem maar eenigszins mogelyk voorkwam, en by-voorkeur de manier die hy voor styl uitgaf... 'n kunstje dat ook thans nog geen gebrek heeft aan beoefenaars. Dit is dan ook de reden waarom ik het de moeite waard vind by deze gelegenheid eens: houd den dief! te roepen...
Overal worden de loonen van 't arbeidsvolk verhoogd. Ook van de metselaars immers? Welnu: faites vous maçon, si c'est là votre talent! Dat is 'n eerlyk beroep, heeren! (51)
Ziehier de beloofde konkordantie:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Dit zal wel genoeg zyn. Die hooft was geëerd. En de arme vondel, de man die ter-goeder-trouw z'n eigen ziel gebruikte, en wegschonk in z'n geschriften, werd - godbetert! - by de gratie van Heeren Burgemeesteren, te-werk gesteld als suppoost by de Bank van Leening te Amsterdam.
Zoo ging 't... in die dagen.
Ik, behoef immers niet te zeggen dat dit alles geheel veranderd is? Wel zou men ook thans nog 'n kunstenmaker als dien hooft vereeren, als-i maar Drost was, Baljuw van Gooiland, Ridder van St. Michiel - en dus, met baker stotter, heel in 't fatsoenlyke! - maar men zou geen ambt geven aan 'n dichter. Waarlyk, er is vooruitgang. |
|