Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij1014.Anders. De Natie kent me niet?
Door welk Volk dan, door welken stam, door welke horde, werden alle my betreffende stukken gelezen, die in Nederland verschenen na en over den Havelaar?
Is 't valsch of niet, dat men voorgaf my en de strekking van dat boek vergeten te hebben, zoodra er bleek dat ik walgde van den lof over mooischryvery? Toen er bleek dat ik beter was dan men my maken wilde... tot 'n partyman namelyk, en tot 'n politieken vechthaan? Tot 'n sprookjesverteller?
Lag er valsheid of niet, in 't gekunsteld ignoreeren van m'n latere werken, byna allen van hooger letterkundige waarde dan de Havelaar?
Doch ook deze werd op-zy gedrongen, en mag zich in dit opzicht vereerd gevoelen door 't lotgenootschap met al die anderen. Van letterkundery spreek ik dus niet.
Ik vraag den heer post, op welken grond de Natie nu opeens zou mogen voorgeven my niet te kennen, nadat ze op alle manieren die 'n volk ten-dienste staan om zich te doen hooren, bewys gaf my wèl te kennen?
Op alle manieren:
Door de pers. Moet ik dit staven door 't overdrukken van de oneindige vertoogen over de zedelyke noodzakelykheid om den ‘edelen Havelaar’ recht te doen?
De pers kent me dus.
Door de Vertegenwoordiging. In de Kamers weet men nog altyd niet beter, of 't Nederlandsche Volk is bezig met ‘rillen.’ Twaalf jaren lang! En in diezelfde Vergadering veroorloofde men duymaer van twist, die over myn zaak geïnterpelleerd | |
[pagina 304]
| |
was, zich te verschuilen achter myn ‘talent’ en zyn ‘vrees om voor partydig doortegaan.’ Deze ‘onpartydigheid’ dat ‘talent’ en die heele interpellatie zyn sprekend, naar ik meen.
In de Volksvertegenwoordiging kent men my alzoo.
Door de Regeering. Ze heeft erkend dat er te Lebak - overal, heeren! Ga naar voetnoot* - nu ja: ‘dat er te Lebak... onbehoorlykheden plaats hadden gehad.’ Wat ze daarop gedaan en nagelaten heeft...
We hadden toen in Indie een der vele Gouverneurs-Generaal die de heer post zonder schâ zal kunnen overslaan in z'n Geschiedboek van 1912. Maar z'n traktement heeft die Landvoogd genoten als de anderen.
...wat de Regeering gedaan heeft, doet hier niet ter-zake. Ik heb slechts te konstateeren dat zy, tot dat onderzoek overgaande naar aanleiding van den Havelaar, blyk gaf my te kennen.
En nu verneem ik op-eens dat de Natie my in-weerwil van dat alles, niet kennen zou. Dit komt me onmogelyk voor. |
|