Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij984.Ik sprak in dien brief aan den Koning, tevens - en vooral - over 't eskamoteeren van den twist met atjin. Even als in de voedingkwestie, schyn ik ook daarin ongelyk te hebben. Men moet dus aannemen, òf dat de Ministers die zaak wèl hebben aangeroerd in de troonrede, òf dat we niet op gespannen voet stonden met dat Ryk.
By de behandeling der jongste Begrooting van N.I. heeft ook de Tweede-Kamer weer 't voorgeschreven zwygen over m'n aanklacht in-acht genomen. Dit spreekt vanzelf. Om gelyke oorzaak is er vermeden te informeeren naar de wyze van werving in Indie. Deze infamie vanvan twist was door my aan 't licht gebracht, en moest dus geïgnoreerd blyven. Ga naar voetnoot* Zoodra ik 'n verkeerdheid brandmerk, kan de delin- | |
[pagina 229]
| |
kwent zeker zyn van straffeloosheid. De Natie neemt daar genoegen mee, en de ‘pers’ zwygt. Toch durven de hoofdartikelschryvende voorlichters van 't Publiek, woorden als ‘recht’ ‘goede trouw’ ‘eerlykheid’ ‘billykheid’ enz. enz. in den mond nemen, en zich aanstellen alsof hun aan die zaken iets gelegen lag!
Wat onze zeer vyandige verhouding met atjin aangaat, de Kamper vergeve 't my dat ik hem niet aandurf. De party is niet gelyk. Ik ken die zaak slechts by ondervinding, en was daarin reeds dertig jaren geleden persoonlyk betrokken, gelyk 'n oplettend lezer uit het XIVe hoofdstuk van den Havelaar bekend kan zyn. Dewyl ik dus in m'n oordeel gebonden ben aan de feiten die ik weet, durf ik me niet inlaten met genien die terstond 'n opinie gereed hebben, nadat ze gister - waarschynlyk van myzelf - voor 't eerst daarvan iets vernamen. Onbekende grootheden putten uit baarsche onkunde de vryheid luk-raak te zeggen wat hun voor den mond komt, terwyl ik - niet onbekend, en dus verantwoordelyk voor m'n beweringen - me houden moet binnen den kring myner kennis van zaken, en van de daardoor bepaalde kompetentie.
Indien 'n bevoegde my om inlichting verzoekt aangaande de verwikkelingen in den Sumatraschen Noordhoek, zou ik hem volgaarne ten-dienste staan. Dat de zaak niet tot helderheid kan gebracht worden uit het koloniaal archief, spreekt vanzelf. Ook by de Buitenzorgsche Sekretarie - papier... papier! - is ze slechts zeer gebrekkig bekend. De thans gepensioneerde resident k. styman, die in 1841 of 1842 den Kommissaris merkus op diens reize in de Noord van Sumatra vergezelde, weet er meer van. En ik ook. En de sultan van atjin ook. En de radjah's van Troemon en Analaboe ook. En eigenlyk de geheele bevolking der landschappen die - eenigszins buiten den gezichtskring van 't Kamper krantje - benoorden de evennachtslyn op dat groote eiland gelegen zyn.
Me dunkt overigens dat de jongste berichten uit Indie - zelfs de niet achtergehoudene! - m'n beweringen rede1yk wel staven. Eerlang zal men ze volkomen bewaarheid zien. Wat thans geschiedt, stond reeds in '41 op 't program van den generaal michiels - de van damme uit den Havelaar - maar 't plan kon niet uitgevoerd worden om 't geheim artikel in het traktaat van 1824, waarvan ik dan ook in den zoo slordig gelezen Havelaar uitdrukkelyk melding maakte. |
|