Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij981.Ik sprak van krankzinnigheid...
Vergezel my 'n paar schreden in de wereldgeschiedenis terug, lezer. Ik weet niet of ge u herinnert hoe oud noach geworden is? Ik erken dat het my ontgaan was. De hedendaagsche modewaanzin gaf me aanleiding die theologisch-historische byzonderheid in m'n bybel optezoeken. Noach is negenhonderd en vyftig jaren oud geworden.
‘Waanzin? Waanzin? De schryver zelf schynt hier waanzinnig. Moeten we zóóver teruggaan om iets van thorbecke te vernemen?’
Ja. En 'n beetje verder nog! Dat ik slechts van noach's sterfdag sprak, was om u niet afteschrikken. Ik mocht uw verbeelding niet te veel geweld aandoen op eenmaal, en ben nu genoodzaakt u te verzoeken nog vier- en een halve eeuw verder terugtegaan...
‘Waanzin!’
Lezer, hoe ruwer ge my aanklaagt, hoe aangenamer 't my wezen zal. Ik hoop straks uw afkeuring te endosseeren op wien 't aangaat.
We moeten met onze verbeelding doordringen in den tyd toen noach in de fleur van z'n leven was. De goeie lamech was overleden. Laat ons hopen dat-i nog 't genoegen gehad heeft, sem, cham en jafeth als volleerde honderdjarige jongeluî de H.B.S. te zien verlaten. Maar dit gaat ons niet aan. De vraag is: wat er in die dagen kan hebben plaats gevonden, dat met Mr. j.r. thorbecke in-verband staat! Dit moet ik leveren, op-straffe van ongerymdheid.
Men heeft het recht, dit alles tot nader orde voor onzin te houden.
We lezen in Genesis: Cap. V, 32. ‘En noach was vyfhonderd jaren oud; en noach gewon | |
[pagina 222]
| |
sem,cham, en jafeth. ‘Waar blyft thorbecke!’
Geduld, lezer!
‘Maar... dat is krankzinnigheid!’
Ongetwyfeld! Maar de myne niet!
We lezen verder: ...deze zyn de geweldigen, die van ouds geweest zyn, mannen van name.’ Hier beken ik schuld. Ik weet niet wat dit alles te maken heeft met thorbecke, en zou dus zeer verlegen staan, indien ik me niet kon beroepen op 'n autoriteit die wel niet zal gewraakt worden in het theologisch Nederland. Ziehier alzoo 't endossement dat ik beloofde. We lezen - met gepasten eerbied - in den Nieuwen Rotterdammer van 11 Juni 1872:
‘Bij de voormiddags-godsdienstoefening in de Nieuwe-Kerk te 's Hage, wijdde gisteren Ds. hoevers zijne leerrede aan de nagedachtenis van Mr. j.r. thorbecke, en wel naar (aanleiding van?) Genesis VI, vers 4, de laatste woorden: mannen van name...
Ziedaar de reden waarom ik, om den lezer goed te doordringen van 't besef der allerzonderlingste Thorbecksche grootheid, genoodzaakt was terug te gaan tot den tyd toen sem, cham en jafeth van de kostschool kwamen. Dominee hoevers...
Op-zy met dien preekman! We hebben noch met hèm te doen, noch met Professer die en die - muurlingers! - we hebben te doen met de honderden en duizenden die zich laten biologeeren door zulke praatjes!
Nageslacht, aan U vraag ik of ik de stelling bewees, dat deze ideen geschreven werden in 'n eeuwsaisoen van byna algemeene krankzinnigheid?
En tevens of er één grafschriftjen ontbreken mocht - van | |
[pagina 223]
| |
welk gehalte dan ook! Ga naar voetnoot* - zoolang er kans bestaat dat het kracht byzet aan m'n forsch op schouder kloppend: ontwaak! (395) |
|