van de toespraak schynt weertegeven, mag ik niet afdrukken.
thorbecke was:
‘een rots in zee, nadat de hartstochten, als woedende
stormen losgelaten, de hooge golven van hoon en wrevel over zijn naam en beeld
opjoegen. Hij was vast te midden van de baren, toen de opgestoken storm
bedaarde, de lucht weer helder en de hemel weer zichtbaar werd.’
In 't voorbygaan raad ik de jongeluî, die misschien modellen
van rethoriek zoeken in de oraties van 'n gewezen predikant, 'n andere manier
van spreken aan. Ik zie, byv. niet, dat er veel ‘intellektueele
vooruitgang’ blykt uit het terugkeeren tot die baren en rotsen, 'n
dichtveld dat door onzen goeden
helmers vry-wel afgejaagd is.
Maar dit is nu de vraag niet. Ik vraag wat we van
thorbecke moeten denken, wanneer
'n begaafd man, als waarvoor we den heer
jorissen houden mogen,
genoodzaakt is z'n toevlucht te nemen tot zulke
dichtlievende-genootschapspraatjes, om de verdiensten van z'n held in 't licht
te stellen?
Een pozitief bewys dat ook deze lofredenaar wel gedwongen is,
alle antwoord op de vraag: wat heeft Th. uitstekends verricht? te
ontwyken, zou niet anders kunnen worden gegeven, dan door meedeeling van 't
geheele stuk. Als blyk echter van de pynlyke wendingen waartoe men in
zulke gevallen genoodzaakt is, wil ik 'n klein staaltje geven. Na den gewonen -
altyd ongestaafden! - lof over th. volgt er:
‘Maar er is nog iets anders, iets van intiemer aard, van
meer ingrijpende en vastklemmende kracht, dat den naam en persoon van
Th. post heeft doen vatten in hoofd en hart van zijne
landgenooten.’
Zoo ooit, niet waar, dan zou hierop iets degelyks moeten
volgen? Kàn men loyaler handelen, dan door den Staat van
dienst waarom 't hier te doen is, te zoeken na die zinsnede? En wat
vind ik?
In de eerste plaats, 'n verzekering dat we ons dertig, veertig jaren
geleden, op den rand van twee afgronden bevonden - stoffelyk en zedelyk - dat
men moed en kracht vond by thorbecke...
Goed! Nu zal er iets komen, niet waar? We vragen: waarom, waardoor,
hoe?
Welnu, daarop volgt onmiddelyk de beschryving van z'n
voor-