Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij957.Ja, zoo hield ik aanteekeningen gedurende m'n smartelyke Odyssee. De lyst der onderwerpen in Sjaalman's pak, die men in den Havelaar vindt, is grootendeels uit het geheugen opgesteld, en zeer onvolledig. Ze was oorspronkelyk veel langer, en de daarop voorkomende onderwerpen waren grootendeels uitgewerkt. Het pakket waarin dit alles bewaard werd, is - ik vermoed te Straatsburg - verloren gegaan. Lang na m'n dood zullen er in vele oorden der wereld koffers voor den dag komen, waarin de bewyzen liggen dat ik de waarheid zeg. Ook te Haarlem liet ik eens 'n koffer achter, dien ik nooit heb weergezien. En te Amsterdam. En te Brussel. En op veel plaatsen meer, zonder dat ik nu kan opgeven, waar en hoe? In den Haag 'n gansche biblio- | |
[pagina 163]
| |
theek... 't geschenk eener dame.
Sedert ik my in 't schryversvak voegde, was ik alzoo genoodzaakt, voor-zoo-ver ik aanteekeningen noodig had ter handleiding in m'n arbeid, my te bepalen tot noten van vry laten datum. Ook na den schipbreuk van al 't vorige had ik daaraan genoeg, en 't zal me onmogelyk zyn in den korten tyd die me rest alles aftewerken wat daarin voorkomt. Na Vorstenschool meende ik hiermee 'n begin te maken, en m'n oog viel op korte aanteekeningen die ik maakte gedurende de lezing van Dr. feringa's ‘Democratie en Wetenschap.’ Maar dat boek was by-lange-na niet aan de beurt. Ik had 'n stuk over Beschaving, dat moest voorgaan. Neen, de vervulling der belofte in 926, en meer nog dat er ontbreekt aan den kommentaar op vrye studie. En... m'n Millioenenstudien, die niet goed genoeg waren voor de lezers van het Noorden. Ga naar voetnoot* Ik besloot tot het laatste. Wil men weten, waarom? In dit werk wordt gecyferd, en ik had behoefte aan dien citroen. Jamben en wiskunde. Poëzie en stiptheid. Cyfers en m'n lieve louise!
Maar, ook deze ideen moest ik voortzetten. Na 't drama dat men nu kan gelezen hebben, scheen niets gepaster, en alzoo was niets my onmogelyker, dan 'n uitvoerige beschouwing der oorzaken van 't verval der nederlandsche tooneelspeelkunst, en van de nederduitsche dramatische litteratuur. Toch begon ik er aan, heusch! Maar 't ging slecht. Eergister heb ik den arbeid van vele weken verscheurd. 't Was my om zuur te doen, en ik vond slechts bitterheid. Want de hoofdinhoud van m'n opmerkingen was, dat we in ons land hoofdzakelyk hierom geen goede schryvers voor het tooneel hebben - en tevens minder goede tooneelspelers - omdat ons 't voornaamste ontbreekt, wat de Kunst noodig heeft: 'n publiek dat behoefte voelt aan Kunst, dat besef van Kunst heeft, dat Kunst waard is, en dat aan Kunst den weg weet te wyzen. De artist vindt in ons land geen weerklank. Daar ikzelf zooveel lyd onder dit verdrietig gebrek...
Lezer, er bestaat 'n treurig nauw verband tusschen de midde- | |
[pagina 164]
| |
len waardoor 't gelukt is denHavelaar te smoren, en de oorzaken die Nederland doen genoegen nemen met stukken van zoontje dumas en scribe. We klagen over gebrek aan oorspronkelyke stukken, en willen maar niet inzien dat die stukken wel komen zouden, als we maar niet zoo onbarmhartig de oorspronkelykheid zelf hadden uitgeroeid. Waar 't niet regent, zal gewis niets groeien. Maar als men de bosschen omhakt, is er geen regen te verwachten, en dan heeft men 't recht niet, zich te beklagen over dorheid. |
|