956.
Ik herinner my de behandelde zaak niet, doch wel, hoe ik in den loop
der diskussie de opmerking maakte, dat een van de door hen aangevoerde redenen
in bewysrang gelyk stond met het punt van geschil, of wel dat punt zelf was.
Ook dit zou me nu ontgaan zyn, indien ik niet daaraan ware herinnerd geworden
door 'n bezoek dat m'n antagonist my den volgenden dag bracht, met de
uitdrukkelyke bedoeling zich te verantwoorden tegen de meening: ‘dat-i
zich in 't geschil van gister-avend van 'n petitio principii zou bediend
hebben.’ Deze verdenking was z'n eer te na, en hy bestreed ze met gelyken
yver, alsof ik z'n karakter aangetast of kwaad van z'n moeder had gesproken. Ik
wensch me lezers van deze soort toe, en geef daarvoor alle
onbekookt-mooivinders present.
Helaas, de cyfers zyn alweer niet in dit nummer. In 't volgende
dan!