dagteekent, om nota te houden van de zaken die ik
onderzoeken, doorgronden of althans behandelen wilde ‘zoodra ik eens tot
rust zou gekomen zyn.’ Gedurende m'n verblyf in Indie, had ik byna altyd
- niet als
van twist, met huishoudelyke
zaken, maar met de funktien waartoe ik geroepen was en waarvoor ik betaald werd
- te veel te doen, om me overtegeven aan bespiegelende werkzaamheden. De tyd
zou later komen, hoopte ik! Na Lebak echter, ontbrak de gelegenheid nog meer
dan vroeger. 't Gevolg hiervan was, dat ik in 't bezit geraakte van 'n bundel
desiderata en aanteekeningen, waarvan alleen de opschriften 'n vry lyvig
boekdeel zouden uitmaken. Daarvan echter is het grootste gedeelte by stukken en
brokken verloren gegaan. Schipbreuk, brand, oproer, onverwacht vertrek met
achterlating van bagage - zegge: vlucht! - diefstal...
Meermalen stond ik hier-of-daar, met 'n klein pakjen onder den arm,
op 'n kruisweg, zonder de minste reden om te kiezen tusschen rechts en links,
tusschen voorwaarts of terug! Maar... in dat pakje waren altyd - duidt het me
niet ten-kwade, Nederland en
van twist, al zy 't u dan niet
aangenaam! - de bewysstukken van de Havelaarszaak. Ik ben zonder
hemd geweest, maar nooit zonder de getuigschriften die den nazaat zullen
instaat stellen recht te spreken tusschen u en my.
Van twist kent die stukken: Hy
bezit ze, tenzydi ze vernietigd heeft om zich 't sussen van z'n geweten wat
minder moeielyk te maken. Uitgeleend, aan anderen medegedeeld, heeft hy ze
niet... daar ben ik zeker van! Ik noodig ieder uit, dien man te vragen
of ik de waarheid zeg, en hèm sommeer ik my te logenstraffen.
Nu ja, ik heb hem reeds zoo dikwyls gesommeerd, en hy weet nu
eenmaal dat het medeplichtig Nederland genoegen neemt met z'n zwygen!
Ach, 't pakjen aanteekeningen over andere zaken, dat ik onder den
arm droeg, was soms zeer dun. Doch als de mier die me tot beeld diende in de
Saïdjah-geschiedenis, na elke ruwe verstoring van m'n arbeid, begon ik
op-nieuw. Tienmaal, twintigmaal, honderdmaal!
By de herdenking aan dit alles, is er in m'n ziel stryd tusschen
weemoed over zooveel mislukt pogen, en fierheid op 't verwinnen van
zùlken tegenspoed. Want... overwonnen is ze! Wel ging er veel verloren.
Wel weegt het gansche leven van den nieteling dien ik tot vertegenwoordiger
koos