Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 127]
| |
938.Ik vergat namelyk dat gy, Vlamingen - geluksvogels! - niet weet wat dit woord beteekent. Ik zal 't u dus even zeggen in 't voorbygaan. Maar lees ook 453 en 454.
Zoo'n moderne dominee is iemand die even goed als gy en ik weet dat er nooit iemand ten-hemel voer. Dat 'n God geen kinderen heeft, en dus geen ‘Zoon.’ Dat 'n doode niet opstaat. Dat water niet op kommando in wyn verandert. (435) Dat men met 'n paar visschen en brooden geen groote menigte volks verzadigen kan, en daarna nog meer viktualie overhouden, dan er vóór den maaltyd aanwezig was. En eindelyk: dat wonderen hoogstens zouden doen denken aan goochelary, doch in geen geval iets te maken kunnen hebben, noch met zaligheid, noch met onsterfelykheid van den geest, noch met zedeleer, noch met levensrichting.
Dit alles weten de moderne priesters zoo goed als wy. Even als gy en ik minachten zy de sprookjes, der katholieken niet alleen, maar ook van de orthodoxe protestanten, die de oude sprookjes hebben gezift, om de meest omgerymde des te zorgvuldiger te kunnen blyven aanhangen.
Maar de ‘modernen’ - nog-eens, zy die even als gy en ik al die zotte vertellingen in 'n hoek wierpen - blyven òver die vertellingen preeken en bidden, precies alsof ze 'r wèl aan geloofden. Kunt gy met uw nuchter Vlaamsch verstand hieruit wys-worden? Ik hoop neen.
Zie, op den zooveelsten Maart of April is jezus volstrekt niet opgestaan uit den doode. Dit negatief leerstuk hebt ge met de modernen gemeen. Vit nu niet met de overbodige tegenwerping dat er wel meer dagen in 't jaar zyn waarop iemand niet opstond uit den doode. Dit is wel eenigszins waar, maar doet hier niet ter-zake. Het niet-opstaan van jezus is nu eenmaal voorgevallen in Maart of April. Op zoo'n dag verricht gy uwen arbeid - maak in-godsnaam geen verzen, en vergeef my m'n jamben van Vorstenschool - of ge gaat wandelen met uw vrouw, of wat ge wilt. Zeer zeker komt het u niet in den zin, uw vrienden by elkaar te roepen, en hun te vertellen dat jezus niet is opgestaan. Dit nu doen de mo- | |
[pagina 128]
| |
dernen wel, en hierin ligt het groote verschil. Even als gy die opstanding loochenend, preeken zy òver die opstanding, alsof ze 'r wèl aan geloofden. Niet hierom echter zyn ze te veroordeelen. De smaak is vry. Maar... ze laten zich voor dat preeken betalen in geld, eer, invloed en fatsoen, precies als de anderen die wèl zonderlinge dingen te vertellen hebben. Is dit behoorlyk?
Sommigen zullen misschien hiertegen aanvoeren, dat 'n moderne z'n eerlykheid redden kan, door te preeken over de negativiteit van 't wonder. Maar eilieve, zulke negatieve gedenkdagen zyn er driehonderd vyf en zestig in 't jaar! Zoolang de wereld staat, verliep er geen sekonde waarin niet een-of-ander wonder zich bezighield met achterwege-blyven.
‘Mis, roept 'n ander, ze bepreeken 't wonder niet, en evenmin 't niet-wonder, 't is hun om de zuivere moraal te doen, om de Moraal, zieje?’
Inderdaad? Ziehier dan de schets van 'n moderne preek:
‘Broeders in den Heere! Daar jezus niet is opgestaan - iets dat u door de lieden van myn gild sedert byna tweeduizend jaar op de mouw werd gespeld - noodig ik u uit, niet te stelen. En laat ons nu te-zamen zingen... den zooveelsten psalm. My wel!
Maar ik begryp zoomin 't verband van moraal met niet-gebeurde wonderen, als met wèl geloofde vreemdigheid. Deze botheid van m'n verstand is waarschynlyk iets zeer-immoreels, doch ik zal my in de mindere ontwikkeling van m'n denkvermogen en zedelykheidsbegrippen geduldig moeten schikken, tot my 't bewys geleverd wordt, dat het geknoei van die modernen iets anders is dan schelmery. Moraal en godsdienst staan byna lynrecht tegen elkander over, maar dit ‘byna’ vervalt, zoodra die godsdienst ‘gezuiverd’ wordt, d.i. als men 't narkotisch mengsel door sublimeeren tot den hoogstmogelyken graad van verderfelyke sterkte opvoert. Wat zoudt ge zeggen van den apteker die z'n potje digitaline merkte met sacch. cul.? Of, arglistiger nog, met 'n voor ieder begrypelyk, allen aanlokkend: dit is nu de heele lekkere, onschadelyke gezondheid-bevorderende, wetenschappelyk gerafineerde broodsuiker.
Die gerafineerdheid is zoo gek niet. Maar de Wetenschap?
Geloof me, beste oprechte liberale Vlaming, men kan de religine der modernen honderdvoud aanlengen met de onschul- | |
[pagina 129]
| |
digste bestanddeelen, voor ze in moordkracht hoeft te wyken voor 't Jezuïtisme. Gy, vrienden der Mensheid in Belgie, gy, voorstanders van vooruitgang, ge beklaagt u over de katholieken? 't Zyn engelen. Over de ultramontanen? 't Zyn aartsengelen. Doe me 't genoegen, den eersten priester dien ge ontmoet, namens my te omhelzen. En wilt ge daarna leeren uit den grond van uw hart: leve veuillot! te roepen, kom dan in Holland, en blyf er 'n jaar. Daar zullen de modernen u doen inzien dat die man vergelykender-wyze 'n kraamkind van onschuld is. Ik laat nu in 't midden, of ook hy doorgaande liegt. Het valt me moeielyk dit te gelooven, omdat er uit huichelary niet zooveel talent - in gewonen zin - zou kunnen geput worden, als hy blyken geeft te bezitten. Modernen hebben 'n heel ander soort van bekwaamheid die alle talent overbodig maakt. Indien veuillot liegt, dan blyft het toch waar dat-i tracht konsekwent te zyn, of konsekwent te schynen. De modernen geven zich deze moeite niet. |
|