Ideën IV
(1877)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 26]
| |
Tooneel: zaal in 't paleis des konings, wiens
slaapkamer wordt verondersteld rechts te zyn.
Vier lakeien, later weis.
De zaal is flauw verlicht. Links op den voorgrond zitten
twee lakeien kaart te spelen. De twee anderen slapen op fauteuils. Een daarvan
wordt geeuwend wakker.
1e lakei.
- Hoe laat is 't?
2e lakei,
kaartspelend.
- By half-een.
1e lakei.
- Niet later nog? Dat valt me tegen.
2e lakei, a.v.
- 't Is aan jou, spreek op!
Ik heb gegeven.
3e lakei,
kaartspelend.
- Ik heb... vyfblad, kwart-majoor...
1e lakei, opstaande en geeuwend.
naderby tredend.
- Dat is 'n luitenant.
3e lakei, a.v.
- En... veertien vrouwen.
1e lakei.
Nou, daarmee kan je 't doen, vooreerst!
3e lakei. a.v.
- Drie heeren...
| |
[pagina 27]
| |
1e lakei.
- Ik vind dat één al wel is.
2e lakei, a.v.
- Ik heb niets...
Laat zien... drie boeren, maar die gelden niet.
3e lakei, a.v.
- Dat's zes-en-twintig dus...
4e lakei, geeuwend.
- Hoe laat is 't al?
1e lakei.
- Half-een pas! Vrind Colyn, zoo'n wacht is taai,
En 't stukje brood dat wy hier eten, is
Wat zuur...
4e lakei, opstaande, nadert de
spelenden.
- Dat's 'n vervelend spel.
3e lakei, a.v.
- Kapot!
4e lakei.
- Wat is er nou kapot? Ben jy kapot?
Er wordt in de kamer des Konings gescheld.
allen door elkander.
- Gescheld! Roep Weis... de kaarten weg... daar is-i!
De kamerdienaar treedt haastig binnen.
1e lakei
- Z'n Majesteit heeft hard gescheld!
weis.
- Ik ga.
Weis gaat in de slaapkamer.
1e lakei.
- Wat zou er nu te doen zyn? Ongesteld?
2e lakei.
- Waarom? 't Gebeurt wel meer...
| |
[pagina 28]
| |
weis, haastig terugkeerende.
- Roep meester Landsheil,
Den kleeremaker hier. Z'n Majesteit
Wil dat-i oogenbliklyk hier zy, met
Den koffer.
3e lakei.
- Kleeremaker? Landsheil? Nu?
weis, hem in 't oor
schreeuwend.
- Den ka! el! é! é! kleeremaker
Landsheil!
Sta me niet aantegapen als 'n gek!
Hy moet z'n koffer medebrengen... ga!
3e lakei af.
tot den 4n lakei.
Zeg dat men inspant, neem den kleinen wagen,
En breng hem hier...
4e lakei.
- Den wagen?
weis, a.v.
- Néén, den màn!
Den klee-re-ma-ker-Lands-heil, met z'n koffer!
4e lakei af.
tot 1n en 2n
lakei.
En jy, maak vuur aan, gauw! De nacht is koud,
Z'n Majesteit wil opstaan... spoedig... licht!
Weis gaat weder in de slaapkamer. De 1e
lakei houdt zich bezig met den haard, terwyl de ander de luchters
aansteekt.
2e lakei.
- By nacht 'n kleeremaker... nou, dat's mal!
1e lakei.
- 't Zal wezen voor het passen van 'n slaapmuts...
2e lakei.
- Dat kan men over dag wel doen.
1e lakei.
- Wel neen!
Het hoofd zet over dag door denken uit,
En krimpt weer in zoodra je slaapt. Dat staat
Te lezen in 'n boek... die kachel trekt niet!
| |
[pagina 29]
| |
2e lakei.
- Dat heb ik aan mezelf toch nooit gemerkt.
1e lakei.
- Probeer eens... als je slaapt. Vervloekte kachel!
De hoed die je anders knypt is dan te wyd,
En wat je 's nachts past is je daags te nauw.
2e lakei.
- M'n vader droeg toch nacht en dag één muts,
Die altyd paste...
1e lakei.
- Juist! Dat was omdat
Jou vader weinig dacht. Dan zet het hoofd
Zoo erg niet uit. Maar als je in dienst van 't hof,
Als jy en ik... 't staat in 'n boek... hy brandt.
koning, in slaaprok. weis.
kon.
- Ik wil alleen zyn, gaat! Neen, Weis kan blyven.
Lakeien af.
Wie is van dienst?
weis.
- De heer Van Huisde, Sire.
kon. peinzend.
- Van Huisde... 'n achtenswaardig man... 't kan zyn!
En zeer ervaren, zegt men, in de rechten...
't Is mooglyk! Maar wat my den slaap ontrooft,
Eischt andere kennis dan van 't corpus juris.
Prins Oskar zei... 't is moeilyk!
Waar blyft Landsheil?
weis.
- Hy moet terstond verschynen, Majesteit,
Ik heb hem oogenbliklyk hier ontboden.
kon.
- Laat voortaan... neen! De kamerheer van dienst!
Weis af door de linker zydeur.
| |
[pagina 30]
| |
koning, alleen. Weldra van
huisde.
O zorgen van 'n koning, die den nacht
Een dagtaak geven, zwaarder dan de taak
Die menig onderdaan des daags verricht!
Bekommering en onrust, dat's het lot
Van wien de kroon den moeden schedel drukt...
Vermoeid van 't peinzen! Maar Prins Oskar...
Van Huisde treedt binnen, door de linker
zydeur.
van huisde.
- Sire!
kon.
- Wel, Huisde, goeie morgen! 't Is wat laat,
Of... vroeg, maar dat's om 't even. Wees zoo goed
Bevel te geven in de stallen, dat
Er steeds 'n rytuig klaar sta, nacht en dag.
De dienst, m'n waarde Huisde, eischt dikwyls spoed.
En 't kon gebeuren, ziet ge, dat 'n denkbeeld
Dat soms des nachts zich vormt in m'n gedachten,
Verloren ging door 't wachten op den dag.
Hoe noemt ge 't ook, gy man van 't corpus juris,
Als door vertoef gevaar ontstaat?
van huisde.
- In morâ!
Periculum in morâ, Majesteit...
kon.
- Juist, dàt is 't woord! Welnu, zoo'n mo... mo...
mora,
Of zulk periculum is...
weis, aandienende door de
achterdeur.
- Meester Landsheil!
koning. van huisde. weis.
landsheil, gevolgd door 'n knecht die op den
achtergrond 'n koffer neerzet. Later achtereenvolgens vier
lakeien.
kon.
- Kom nader, vriend. Ik zie, je hebt geslapen?
landsh.
Ja, met verlof van uwe Majesteit,
Ik... sliep.
| |
[pagina 31]
| |
kon.
- Je had er 't recht toe, man, als jy
Slechts nu behoorlyk wakker bent! De zaak
Die my bewoog met spoed je hier te ontbieden,
Eischt overleg... wat dunkt je, meester Landsheil,
Van 't nieuw model der schouderweren, hè?
landsh.
- Het denkbeeld van uw Majesteit was schoon:
Die driehoek...
kon.
- Juist! Maar zeg eens, als-i rond was?
Zie... laat den koffer brengen... 'k heb bedacht
Dat rond, of wel... lankwerpig rond...
De koffer is op den voorgrond gebracht. Daaruit worden
lappen laken van verschillende kleur te voorschyn gehaald. De koning past,
meet, speldt, verwisselt die, gedurende 't nu volgend tooneel, op de schouders
van Landsheil, 1n, 2n, 3n, 4n
lakei - die één-voor-één door Weis zyn
binnen geroepen - knecht van den kleermaker. Weis en Van Huisde. Al deze
personen worden in de opgegeven volgorde in gelid geplaatst, schuins
achterwaarts uit een der voorhoeken naar 't midden.
Tot Landsheil.
Neen, blyf!
(Geef spelden, Weis!) Ziehier, zoo, valt de plooi...
(Strek uit dien arm!) de plooi valt schuins naar achter.
(Roep iemand hier, Weis!) Jy... blyf staan!
1e en 2e lakei
achtereenvolgens binnen.
Omhoog!
Keerom! (Geef spelden, Weis!) Ziehier het blauw...
(Strek uit! Verroer je niet!) Wat zeg je, Landsheil?
landsh.
- Met uwer Majesteits verlof, het is... subliem!
kon.
- Niet waar? Dat zei prins Oskar ook. ('n Speld!)
En nu... (keerrr-òm!) van achter ziet men 't rood,
Of zou misschien... (roep iemand hier!) zou wit
| |
[pagina 32]
| |
Misschien... wie weet! (Sta stil!) (Geef spelden, Weis!)
Wat dunkt je, meester Landsheil, van het wit?
landsh.
- Met uwer Majesteit verlof, het wit
Is... als 'n kleur beschouwd...
kon.
- Wat licht?
Dat zei prins Oskar ook. (Roep iemand hier,
En spelden, Weis!) Ja, wit is licht van kleur.
Maar... geel?
3e en 4e lakei
één-voor-één binnen.
Het geel is minder licht, en toch
Niet donker. 't Geel is waarlyk niet te donker.
landsh.
- Het geel, met uwer Majesteits verlof,
Is niet... foncé.
kon.
- Dat zei prins Oskar ook.
't Is minder licht dan wit, en toch niet donker.
(Roep iemand hier.) (Sta stil!) (Geef spelden, Weis!)
Weis geleidt den kleermakersknecht naar de plaats waar hy
moet worden ingelyfd.
(Keer-òm!) ('n speld!) (Keer-om weer! Sta recht-op,
Rrrè...cht-òp!) Wat heeft die man 'n
zonderling
Figuur...
landsh.
- Met uwer Majesteits verlof,
Een val heeft in z'n jeugd...
kon.
- De baden, vriend!
Ook ik was in m'n jeugd wat koortsig, maar
Het bad van Lompenhugel sterkte my.
Geloof me, 'n reis naar 't bad geeft nieuwe kracht,
En maakt gebogen leden recht.
landsh.
- Ja, Sire!
| |
[pagina 33]
| |
kon.
- Er moest 'n wet bestaan, dat elk die in
Z'n jeugd 'n val deed... (spelden, Weis!) (Keerrr-òm!
Laat vallen je arm!) dat elk die in z'n jeugd,
Of later... (sta toch stil, en houd je hoofd
Omhoog!) of ieder die door zieklykheid
Onttrokken werd aan militairen dienst...
(Zie nu dat geel, dat wit, dat blauw, dat rood!)
Of zelfs wie vreezen mocht eens ziek te worden,
Zich jaarlyks liet genezen in de baden...
Wat dunkt u, Huisde?
v. huisde.
- Sire, zulk 'n wet...
kon.
- Neen, van de kleur der schouderweren sprak ik.
Gy heeren van het recht hebt geen gevoel
Voor 't hoog belang der uniform. Nu groen...
Roep iemand hier. Weis!
weis.
- Er is niemand, Sire.
In de antichambre... ik zal...
kon. Weis in 't gelid
plaatsende.
- O neen, ik ben
Gereed. Ziehier ('n speld!) ziehier het groen.
Nu... groen met rood! Eilieve, Huisde, ik wil...
Een oogenblik ('n speld!) slechts zien...
Van Huisde wordt ingelyfd.
hoe 't groen...
Ja, groen met rood (staat stil daar!) rood met groen,
En dat op donkerblauwen grond, staat goed...
Me dunkt, ik hoor muziek?
v. huisde.
- 't Is, Sire, 'n feest
Dat jonker Schukenscheur z'n vrienden geeft.
kon.
- Ei, ei, zoo laat nog, zonder my! Dat rood
Is wel wat breed. Prins Oskar heeft gezegd
Dat zeven-achtste van 'n duim, of wel
Iets minder... spelden, Weis!
| |
[pagina 34]
| |
Weis wil uit het gelid treden. De Koning wyst hem haastig
terug.
O neen, sta stil!
Waar zyn de spelden?
weis.
'k Legde 'n brief daarginds...
kon.
- Verroer je niet!
weis, de armen aan 't lyf gesloten houdende,
tracht met z'n hoofd de bedoelde richting aanteduiden.
- Op de konsole, Sire.
kon. zoekende.
- Ik zie geen enkelen speld, laat staan 'n brief...
Doch... ja, ik zie!
Ylings naar 't peloton terugtredend.
Om-godswil staat toch stil,
Maakt al m'n moeite niet te-schand.
Jy zóó! Zóó jy! Geen buik! Terug,
omhoog, vooruit...
Staat stil! Berooft toch niet door overyling,
My van de vruchten van m'n werk!
Eén streep,
Eén streep slechts minder... zeven-achtste duim
Was wel wat breed... prins Oskar heeft gelyk.
Toch ben ik 't met myzelf nog geenszins eens,
Of 't rood, kersrood moet wezen, of ponceau?
Of... amarant, of... ietwat appelbloezem?
Wat dunkt u, Huisde? Spreek vry uit de borst,
Je weet, ik heb de waarheid lief. Cérise?
v. huisde.
- Met uwer Majesteits verlof, ik ben
Tot oordeel, Sire, niet bevoegd.
kon.
- Wel, wel,
Die nederigheid staat uw verdiensten goed.
En jy, Landsheil?
landsh.
- Ik kies... na ryp beraad,
De kleur... die uwe Majesteit bevalt.
Dit is m'n openhartig oordeel, Sire!
| |
[pagina 35]
| |
kon. tot van Huisde.
- Ja, ja, de schelm heeft smaak!
't Zal dus... ponceau,
Of appelbloezem wezen, of... cérise,
Schoon bloedrood ook niet kwaad staat by dat groen.
Hoor... weer muziek! Gelukkig wie z'n tyd
Zoo onbekommerd wyden kan aan vreugd.
Ik ben vermoeid. Ik dank u, Huisden, 't is
Genoeg! Op morgen wacht op-nieuw ons de arbeid.
Jy, Landsheil, ga, en overdenk de zaak,
En zend dat kromme schepsel naar de baden.
Te Lompenhugel heelt men alle kwalen...
Landsheil en z'n knecht vertrekken, na de gebruikte
lappen verzameld, en in den koffer geborgen te hebben. De Lakeien blyven
onbewegelyk staan.
Van Huisde, roep die heeren by me. Ik voel
My te opgewekt nu voor den slaap,
En wensch, als zy, me 'n weinig te vermaken.
Me dunkt, ik heb er recht op, na m'n werk...
Peinzend.
Ponceau, cérise of... bloed? Nu, dat tot
morgen!
De boog kan niet altyd gespannen zyn.
Tot de lakeien.
Rrrr... ukt-ìn!
Weis houdt zich 'n oogenblik met de lakeien bezig, die
daarop 'n tafel in 't midden van het tooneel op den voorgrond plaatsen, en
stoelen rangschikken.
Tot Van Huisde.
Zeg dat ik allen inviteer,
En... klein tenu, in kleeding en in woorden!
Ik inviteer hun stemming mee, verstaat ge?
van huisde, door de achterdeur
vertrekkende.
- Ja, Sire!
kon.
- Weis, sigaren en champagne!
De koning treedt z'n slaapkamer in. Weis volgt hem, na
1n en 2n lakei te hebben weggezonden, die
weldra terugkeeren met eenige benoodigdheden voor 't feest.
| |
[pagina 36]
| |
Vier lakeien, rangschikkende.
1e lakei.
- Wat moet die kurketrekker in de baden?
2e lakei.
- 't Is gauw gezegd, maar niet zoo gauw gedaan!
En 't doet me denken aan het oude lied
Van 't meisje dat ter kermis eens zou gaan:
hy zingt.
Dat gaat naar den Bosch toe,
Wie zal dat betalen...
1e lakei.
- Sjt!
van huisde. hesselfeld. von
schukenscheuer. miralde. spiridio. Daarna
dekoning en weis.
van huisde, in 't opkomen, na de lakeien met
'n wenk verwyderd te hebben.
- Verstaat me wel, 't is zonder ceremonie.
Z'n Majesteit verlangt u hier te zien,
En wenscht uitdrukkelyk dat ge...
De Koning (zwart jasje) treedt binnen, gevolgd door
Weis.
allen.
- Leef de koning!
Hoerah, hoerah, hoerah, de koning leef!
kon. neemt plaats, en wenkt de anderen te
gaan zitten. Weis staat achter z'n stoel.
- Ik dank u, dank u, heeren! Nu geen woord
Dat ernstig klinkt, wat ik u bidden mag!
Na zwaren dagtaak, na een nacht vol studie,
Is 't billyk dat ik deel neem aan uw vreugd.
Hoe, Graaf van Weert niet by u?
Tot Weis.
Laat hem roepen!
hesself. na eenig gefluister onder de
gasten.
- Hy was 'n oogenblik slechts by ons, Sire.
| |
[pagina 37]
| |
Hy... wendde bezigheden voor, en ging.
Ook gistren avend was hy niet op 't bal.
kon.
- 't Is waar, hy heeft het druk, en zal nu slapen...
Om 't even, hy kan wakker zyn, als ik
Niet slaap.
Tot Weis.
Zeg dat ik hem ontbied!
Weis af.
En nu,
Wat viert ge, of is uw feest toevallig, heeren?
mir.
- De heer von Schukenscheuer-Schiefschalheim
Had 'n proces...
v.s.
- Ja, 'n fameus proces!
Bepaald fameus!
kon.
- Het woord is aan den jonker.
Wie voor z'n beurt het neemt, moet met 'n toost,
Een lied of kwinkslag boeten: poenitet!
Begin, maar... denk er aan: geen ernst!
v.s.
- Fameus! Dat is bepaald... fameus!
kon.
- Allons!
v.s.
- De eerste Schukenscheuer-Schiefschalheim...
spir.
- Had geen papa. Dat's klaar!
kon.
- Beboet!
allen.
- Beboet!
kon.
- Drink, spreek, zing, dans, doe
Wat je wilt, maar... boete!
| |
[pagina 38]
| |
spir.
Dan kies ik wyn, en drink op de gezondheid
Van d' eersten Schukenscheuer zonder... oorzaak,
En op het welzyn van z'n moeder. 't Moet
Een kapitale vrouw geweest zyn!
allen.
- Top!
Ze drinken.
kon.
- Ga voort.
v.s.
M'n stamheer, de eerste Schukenscheuer, was
Erfschenker aan het hof...
spir.
- Er viel niet te erven,
Als hy geen vader had, zooals je zegt.
kon.
- Beboet, Spiridio!
spir.
- Ik voeg my, Sire,
In uwen koninklyken wil... de jonker
Vertelt onmogelyke dingen!
v. huisde.
- Heraldiek!
In heraldiek is alles mooglyk, vrindje.
En de eerste Schukenscheuer erfde 't ambt
Van schenker, wellicht van z'n oom...
spir.
- Precies!
Dan was die oom de broeder van 'n vader
Die niet bestond, dus... mis!
v. huisde.
- Dit is niet zeker.
Het was misschien z'n oom van moederszy...
kon.
- Spiridio, doe boete!
spir.
- Poenitet
| |
[pagina 39]
| |
Me pec... pec... pec...
allen, door elkaar.
- Peccasse... peccavisse,
Peccasse... peccavisse... neen, peccasse,
Neen, peccavisse... neen, pecc...
kon. op de tafel tikkend.
- Stilte, heeren!
Ik geef het woord op nieuw den jonker.
v.s.
- Sire!
Toen de eerste Schukenscheuer schenker was...
spir.
- Van Sjach Sjech Sjich Schuch Sjarief Khan...
kon.
- Spiridio!
mir.
- Maar, Sire, dat verhaal
Is ernstig...
v.s.
- Ja, bepaald!
mir.
- En droog...
v.s.
- Fameus!
mir.
- De jonker is te deftig voor 'n grap.
Spiridio zou beter...
kon.
- Dàt is waar!
Ik geef het woord aan u, Spiridio.
Maar als je-n-al te ondeugend wordt... pas op,
Dan roep ik je tot de orde!
spir.
- Hèm, hèm, hèm!
Toen de eerste Schukenscheuer sjenker was
Van Sjach Sjech Sjich Sjuch Sjarief Khan...
| |
[pagina 40]
| |
v.s.
- Nu, dat 's fameus... aan 't hof van Keizer Otto!
spir.
...beschonk hem deze koning met het recht
Voor zich en al de spruiten van z'n stam,
Om op den linkerschouder steeds 'n strik
Van blauw fluweel...
kon. snel.
- Was 't hemelsblauw, of...
spir.
- Hoe?
kon. a.v.
...berlynsch of donker? Indigo? Hoe breed?
Was 't meer dan zeven-achtste van 'n duim?
Was 't één streep minder?
spir.
- 'k Weet het waarlyk niet!
v.s.
-- Maar...
kon.
- Sjt! Ga voort.
spir.
- Ze hadden dus het recht,
Ten blyk van hooge koninklyke gunst,
Een blauwen strik te dragen op den schouder.
Maar eens, het was in 't jaar achthonderd zes...
Voor Christus...
kon.
- Ho, beboet!
allen.
- 'n Toost, 'n toost!
v.s.
- Maar, Sire, in myn proces kwam niets van strikken!
Dat is bepaald onwaar...
kon.
- Dan moet-i zingen,
| |
[pagina 41]
| |
Tot straf voor 't liegen. Zing!
spir.
- Dan zingen, goed!
Het liedje van den nachtuil, heeren!
Hoort! En staat me in 't prachtig koor 'n beetje by.
Hy zingt.
Een nachtuil was verliefd van zin... oewoe.
Hy droomde van 'n nachtuilin... oewoe.
En sprak aldus z'n liefjen aan:
Ik wil met jou naar bed toe gaan... oewoe.
allen.
Oewoe, oewoe!
kon..
- ‘Ik wil met jou naar bed toe gaan’ is fyn.
spir.
- Niet waar?
v.s.
- Fameus, bepaald fameus, auf Ehre!
spir. zingend.
Zy beet verlegen op haar poot... oewoe.
Een blosje verft de wangen rood...
kon. snel.
- Hoe breed?
Was 't amarant, of steenrood... of cérise?
spir.
- De dichter, Sire, die het feit bezong,
Zegt niets van breedte of tint.
kon.
- Vervloekt! Ga voort.
spir. zingend.
Ze beet verlegen op haar poot... oewoe.
Een blosje verft de wangen rood... oewoe.
Ze zei niet né, ze zei niet ja.
Verwees hem tot haar heer papa... oewoe.
kon.
- Dat was 'n brave nachtuilin, m'nheeren,
Een voorbeeld voor de dartle jeugd voorwaar!
| |
[pagina 42]
| |
Een glas op haar gezondheid!
allen, drinkende.
Oewoe, oewoe
kon.
- En hoe verder?
spir. zingt.
De vryer was van zessen klaar... oewoe.
Hy meldt zich aan by d' uilevaer... oewoe,
Maar spottend met z'n zielsverdriet,
Zei de ouweheer: je krygt 'r niet... oewoe.
allen. a.b.
Oewoe, oewoe.
spir. a.v.
Want de eerste-n-uil van myn geslacht... oewoe.
Is op 'n kerkmuur grootgebracht... oewoe.
M'n dochtertje is dus van natuur
Te fyn voor uilen uit 'n schuur... oewoe.
kon.
- Wel, dat was mooi gesproken voor 'n vader!
Wat dunkt u, heeren, van 'n dronk op 't welzyn
En 't lange leven van dien uil...
spir.
- Die dood is.
Want, Sire, 't is uit d' ouden tyd...
kon.
- Om 't even!
Op 't lange leven van den uil die dood is!
allen, drinkende.
Oewoe, oewoe!
kon.
- Is 't liedjen uit?
spir.
- Wel neen, er volgt nog wanhoop,
En zelfmoord, holle stemmen, en 'n graf
Met spoken, die te middernacht de buurt
In oproer brengen met: oewoe... oewoe!
allen.
Oewoe!
| |
[pagina 43]
| |
kon.
- Ga voort nu met je blauwen strik. Ik luister.
spir.
Toen eens dan, in 't begin der negende eeuw,
Een Schukenscheuer-Schiefschalheim z'n trouw
Verpandde aan jonkvrouw Lanterliederling,
De-n-erfgenaam der Leuterlunterlaksen,
Nam 't schoone bruidje met z'n hart 'n proef...
v.s.
- Daar is geen woord van waar! Auf Ehre, 't is
fameus!
spir.
...en eischte, als blyk van min, dat hy de kleur
Van zynen schouderstrik veranderen zou
In groen.
kon.
- Die eisch was wreed!
spir.
- Zeer wreed! De jonker
Moest kiezen tusschen haar en z'n geslacht,
Dat met dien blauwen strik zou staan of vallen.
Hier 't hart... daar de eer! De stryd was zwaar...
v.s.
- Maar, Sire...
spir.
...doch zie, 'n toov'naar, met z'n lot begaan,
Gaf hem 'n raad...
kon.
- Dat noem ik toov'naars plicht!
En de onze is nu hem daarvoor te bedanken:
Die toov'naar leve!
allen, drinkende.
- Goed! Lang leef die toovenaar!
spir.
- De raad was deze: hy behield z'n strik,
Z'n blauwen strik, en hy bezocht z'n bruid
Niet anders dan by avend, en by kaarslicht.
| |
[pagina 44]
| |
v.s.
- Maar, Sire, auf Ehre, 't is fameus... gelogen!
spir.
- Wat blauw by dag was, scheen haar 's avends groen,
En zoo was elk tevreden.
kon.
- Excellent!
Maar hoe hangt dit te-zamen met uw feest?
spir.
- 't Verband is nauwer dan men denken zou.
De jonker huwde... by 'n kaarsje...
v.s.
- Nu, 't idee!
spir.
...de jonker huwde, en trad in het bezit
Der Leuterlunterlaksische domeinen...
Altyd by kaarslicht.
v.s.
- 't Is bepaald onwaar!
Ik kan uw Majesteit verzekren... 't is fameus!
In myn geslacht...
kon.
- Spiridio, doe boete!
Een toost die hond noch kat verstaan kan... neen.
Een speech vol leugens!
v. huisde.
- Homeopathie!
kon.
- Die Huisde met z'n rechtsgeleerdheid!
spir.
- Leugens?
kon.
Een speech vol lamme laffe lompe leugens!
spir. opstaande, leest uit de hand, eerst
langzaam. De gasten geven crescendo blyk van verwondering, ontevredenheid en
vrees.
- Hèm, hèm! M'nheeren, het verheugt me zeer,
U hier op-nieuw om my vereend te zien.
| |
[pagina 45]
| |
De toestand is perfekt, het vleesch goedkoop.
De burgers zien er flink en vroolyk uit.
Sneller.
De burgeressen... idem. Nyverheid
En handel... idem. Landbouw... idem.
kon.
Ho,
Dat's politiek... verboden!
spir. zeer snel.
- Onderwys,
Fabrieken... idem, idem. Onze vloot,
Ons leger, schuttery, oogst... alles idem.
De vriendschap met de vreemde hoven... idem...
mir.
- Zwyg, kerel!
spir. a.b.
- Idem, idem, idem, idem...
kon.
- Miralde, houd de hand hem op den mond!
Na wat opschudding:
En nu, ga voort!
spir.
- De jonker stierf... by kaarslicht.
Z'n ega volgt... by kaarslicht, hem in 't graf.
De kindren erfden, en zoo bleef de stam
Van Schukenscheuer-Schiefschalheim bezitter
Van 't Leuterlunterlaksische gebied...
v.s.
- Auf Ehre, Sire, 't is bepaald onwaar!
spir.
...maar zie, de nyd, de vale nyd, m'nheeren,
Ontwaakte in 't hart der Lanterliederlingen.
Men had, al snufflend in kronieken en archief,
Den sluwen list des toovenaars ontdekt...
v.s.
- Maar, Majesteit... auf Ehre, in ons geslacht
Was nooit 'n toovenaar... bepaald!
spir.
...ontdekt,
En hoe men 't bruidje had gefopt met... kaarslicht!
| |
[pagina 46]
| |
Het groen, by dag gezien, was blauw geweest...
De trouwe jonker, wel bekeken, ontrouw...
Een echt, op valschen schyn gegrond, was nul...
De kindren in zoo'n echt geteeld, onecht...
De goedren door zoo'n echt verkregen...
kon.
- Juist!
En toen... processen, advokaten, stryd,
Verbittring, vonnis, woede, appèl, en weer
Appèl?
spir.
- Door de eeuwen heen. Zoo wàs het, Sire!
En onze jonker viert vandaag het eind
Van dat proces.
kon.
- Je hebt gewonnen?
v.s.
- Neen,
Bepaald gewonnen niet. Maar... vrind Spiridio
Heeft u de zaak fameus...
spir. opstaande, leest uit z'n
servet:
- Het Ryksgericht,
Gezien, gehoord, gelet en overwogen,
En weer gelet, en weer gehoord, gelezen,
En weer, gelezen - o, 't is zonder eind! - beslist:
De goedren van den Leuterlakschen stam,
Gelegen... daar en daar, begrensd... etcetera,
Verblyven overzulks in eigendom, by dag,
Aan 't edele geslacht der Liederlingen.
Edoch...
kon.
- ‘Edoch’ en ‘overzulks’ is fraai.
Zoo'n taal doet onzen Huisde goed, niet waar?
spir.
...edoch zoodra de nachtschauw valt op de aard...
kon.
- ‘Schauw’ is voor schaduw. Dat's 'n rechtsterm
zeker.
spir.
- Zoodra de dag verdwynt, behoort gezegd
Komplex...
| |
[pagina 47]
| |
kon.
- Alweer 'n rechtsterm!
spir.
...aan den stam
Der Schukenscheuer-Schiefschalheims... by kaarslicht.
Het gras en 't graan, dat 's nachts groeit, hoort aan hen.
Wat over-dag gegroeid is, d'andren.
kon.
- Wie bepaalt
Hun beider deel?
spir.
- De rechter vond hierin
Geen groot bezwaar, en zei dat juist die zaak
De bron kon worden van 'n nieuw proces,
Zoo schoon als ooit 'n rechtbank bezighield.
Hy wenschte 't menschdom met de zaak geluk,
En meende dat de welvaart bloeien zou,
Zoodra die nieuwe kwestie was beslist.
Jazelfs nog vóór dien tyd, reeds onder 't
pleiten,
Beloofde zulk een stryd, 'n schat van ca...
Van ca... ca... ca...
v. huisde.
- Van casus positiones.
spir.
- Precies! En de advokaten...
Weis die gedurende de laatste woorden is binnen
getreden, plaatst zich achter den stoel des konings. Opeenmaal zetten zich alle
gasten eenigszins in luisterende houding. Stilte.
weis, halfluid.
- Majesteit,
De Graaf van Van Weert is inderdaad niet thuis.
Men heeft, uit uwen naam, in zyn hotel
Zich stipt geïnformeerd...
kon.
- Waar kan-i zyn?
hesself. in gesprek met
Miralde.
- Louise's Rust is lief gelegen.
| |
[pagina 48]
| |
kon.
- Ha!
Wie sprak daar van Louise's Rust? En wat
Is lief gelegen? Spreek! Gelegen? Wat?
Waar? Wie is lief gelegen? Spreek!
hesself.
- De heer
Miralde roemde 'n park by... Koppenhagen,
Waar koningin Mathilde... en... Struensee...
De nachtegaal... en ik... ik meende... ik dacht...
Ik zei...
kon.
- En gy?
hesself.
- En ik...
kon. hem aangrypende.
- Vervloekte lafbek!
En gy, wat zeidet gy? Wat zeidet gy?
hesself.
- Ik, Sire, ik... roemde... o god!
kon.
- Geen god of duivel,
Geen engel, spook of satan uit de hel,
Zal hier je bystaan! Spreek, ellendling, honsvod,
Wat weet jy, wat? Welk park is lief gelegen?
Wat weet jy van 'n nachtegaal? Terug!
Ik ben hier meester!
allen.
- Sire!
kon.
- Weg, terug!
Ik ben hier koning... neen, 'n man, geen koning!
Een man die je verscheuren zal. Een wolf,
Een tyger ben ik! Spreek... of 'k zal je 't spreken
Beletten voor altoos, en je de keel
Toesnoeren, dat je nooit weer spreken kunt!
Wie, wat, is nachtegaal? Wie, park? Wie, lief
Gelegen? Waar? Wat? Spreek!
| |
[pagina 49]
| |
hesself.
- Louise's Rust...
O god!
kon. Hesselfeld eensklaps
loslatend.
- Ha, ha, ha, ha, 't is om te bersten
Van lachen, heeren! Nu, dàt is 'n grap!
Die arme Hesselfeld staat heel verbluft,
En weet niet hoe hy de oogen wenden zal...
Ha, ha, dat noem ik lachen! Ik bezwyk
Van 't lachen. Die historie wint het ver
Van uwen onzin-toost, Spiridio,
En van je kamertoespraak-parodie,
En van dien uilebruigom, kereltje!
En ook... ha, ha, ha, ha... van dat proces,
En van je heerlykheid... ha, ha... by kaarslicht!
Ik kan maar niet bedaren van de grap!
Waar blyf je nu met al je geestigheid,
Spiridio, zeg? Enfoncé! Ha, ha...
Zie Hesselfeld eens kyken... puur beteuterd!
Wat zeg je van me? Kan ik vroolyk zyn,
En potsig? En komedie-spelen... hè?
Wie lacht er mee?
allen.
- Ha, ha, ha, ha, ha, ha!
kon.
- Ziet, zóó is 't goed! Als gy de grap maar
vat!
Die Hesselfeld met z'n onnoozel air,
Dacht dat-i heel wat wonders had gezegd,
En dat ik dol werd om z'n... nachtegalen,
En om z'n park by... Christiania,
Of... Petersburg! En om z'n: lief gelegen!
Een enkel glaasje, heeren, tot besluit...
Erkent dat ik het koddigst ben geweest,
En met m'n nonsens 't mooist u heb gefopt.
allen.
- Den Koning heil!
kon.
- Top, top, ikzelf doe mee,
Op myn gezondheid!
allen.
- Hoog, en leef de Koning!
| |
[pagina 50]
| |
kon. tot allen, behalve Hesselfeld die in
verlegen houding op eenigen afstand is blyven staan.
- Zoo 'n glaasje zal je goeddoen voor den schrik...
Op Hesselfeld wyzende.
Die Hesselfeld! 't Is waarlyk onbetaalbaar...
Tot Weis, fluisterend.
Wat dag was 't heden, en hoe laat?
weis.
- By drieën,
En woensdag, Majesteit.
kon. gedeeltelyk als voren.
- Neen, woensdag wàs het,
Maar donderdag is 't nu... noteer dat, Weis!
Ik wil, zoolang ik leef, den juisten dag
Onthouden, en het uur, waarop... ik Hesselfeld
Zoo grappig heb doen schrikken... kwart voor drie,
Den nacht voor donderdag, den tienden Mei...
Nog ziet hy bleek... ha, ha... den tienden Mei...
Slaapt wel, m'nheeren... twee, drie uur... slaapt wel!
Koning en Weis af. Ook de anderen vertrekken, behalve Van
Huisde en Hesselfeld. De laatste blyft bespiedend op den achtergrond
staan.
van huisde. hesselfeld.
van huisde, peinzend, op den
voorgrond.
- De nacht voor donderdag, den tienden Mei...
Een, twee, drie uur... Van Weert, 'n alibi!
Van Huisde af, door de linker zydeur.
hesselfeld, alleen.
- Een alibi? Dáár is wat van te maken!
Die heeren van de rechten weten 't wel...
Er gaat toch, wel beschouwd, niets boven 't recht!
Precies, van Huisde... 'n alibi... schandaal...
Eurèka!
|
|