Ideën III
(1876)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 208]
| |
800.Wat wy zekerheid noemen, is slechts 'n verondersteldhooge mate van waarschynlykheid, en 't is onze plicht - by-benadering alweer - den juisten grens te bepalen, waarop dat veronderstellen zou overgaan van kleingeestige skolastieke ziftery in onwysgeerige lichtvaardigheid.
Men mag den ‘filozoof’ die zich onzeker betuigt van z'n eigen bestaan, ongestraft oorvegen geven. Hy zal niet klagen. Hy mag niet verzekeren dat ge hem geslagen hebt.
We mogen aannemen als zeker, dat er 'n land bestaat hetwelk Spanje heet. Dat zekere rivier in Amerika Maschaschabe, vader der vloeden, genoemd wordt. Maar 't voorschieten van fondsen op châteaux in dat Spanje - Böhmische Dörfer, zeggen de Duitschers Ga naar voetnoot* - is ònwysgeerig, als 't nemen van aktien in law's Mississipi-maatschappy, of in de hedendaagsche spoorzwendelaryen die daarvan de plaats innemen. Ga naar voetnoot† Dat er ten-tyde van jezus, Joden waren, zal wel zeker zyn. En daaronder waren schoenmakers, d.i. ambachtslieden die schoeisels vervaardigden, waarvoor nu ten-onzent laarzen, schoenen, muilen en klompen in de plaats gekomen zyn. Dit mogen wy met eenige gerustheid 'n tweede zekerheid noemen. | |
[pagina 209]
| |
Wy geven den wysgeer verlof de grens waarvan ik zoo-even sprak, uittezetten tot het aannemen van de zekerheid dat er onder die joodsche schoenmakers een was, die den persischen naam ahasveros droeg. Ook dat die man zich ongastvry betoonde, en den gemartelden jezus 'n dronk water weigerde. Nog meer: die onvriendelyke ambachtsman werd zeer oud...
Dit spreekt vanzelf. Wie slechts eigen leed voelt, kan 't lang uithouden. Medelyden is afmattend.
En z'n baard groeide...
Ook dàt neem ik aan als zeker. De lezer zal me heel goedig vinden, vandaag.
‘Onze ahasveros liep rond...
Niets is zekerder. Oude menschen kunnen den slaap niet vatten. En als men dan zooveel schoenen gemaakt heeft, is niets natuurlyker dan die op z'n ouden dag te verslyten.
‘ Hy kon geen rust vinden...
Dit is 't zekerste van alles. Ik ook niet, al weigerde ik dan nooit 'n dronk waters aan 'n martelaar.
‘Hy kwam te Rome...
Schitterende zekerheid. Dáárheen immers leidt tout chemin?
‘Op z'n terugreis rustte hy... niet uit in de herberg Boschhek by den Haag...
De zekerheid begint ons te overstelpen. In den dorpel van die herberg namelyk vindt men, als eigenaardig adreskaartje van 'n schoenmaker den diepen indruk van 's mans voet Ga naar voetnoot* 'n klaar bewys dat-i daar niet gezeten of gelegen heeft, in welke beide gevallen de empreinte 'n heel anderen vorm hebben zou.
‘Z'n misdaad blyft onvergeven tot...
Zeker, zekerder, zekerst! Alle dingen blyven wat ze zyn, tot ze veranderen.
‘De legende van den ‘Wandelenden Jood’ is alzoo...
Lezer, ik betuig u, in 't reisverhaal van 'n duitschen pre- | |
[pagina 210]
| |
dikant gelezen te hebben: ‘dat de waarheid van de daaromtrent onder 't Volk verspreide meening boven allen twyfel verheven was, dewyl hyzelf in 'n schuur 't stroo gezien had, waarop de man den nacht had doorgebracht - ei, dus toch gerust? - en den naam gelezen, dien ahasveros aan den wand had geschreven.’ Zie, ik mocht voor 'n oogenblik zoo makkelyk zyn in 't aannemen van zekerhedens, omdat ze op die zekerheid zouden uitloopen.
Terugkeerende tot onzen tekst, vraag ik of die dominee ‘naar-buiten mag worden gezonden om te zien of 't regent?’ |
|