778.
Dat alzoo noch de antieke noch de moderne wysgeeren veel toebrachten
tot het uitroeien van wanbegrippen, behoeft geen betoog, om nu niet te spreken
van de dwalingen die zyzelf in 't leven riepen of deden voortduren. 't Is dus
niet te verwonderen dat het Volk zich getroostte by-voortduring niet te
verstaan wat zoo zelden 't verstaan waard bleek, en hieruit vloeide al zeer
spoedig voort, dat ook zulke uitspraken van denkers onbegrepen bleven, die 'n
beter lot hadden verdiend.
't Spreekt vanzelf, dat 'r uitzonderingen zyn, en dat niet
àlle voorgangers in zoo hooge mate hun plicht verzuimden. Als voorbeeld
van beter inzicht, wys ik op den engelschen wysgeer locke, die - als de meesten van z'n landgenooten,
op bespiegelend terrein - zich evenzeer voor hirngespinnstige duitsche
verwardheid, als voor de banale oppervlakkigheid der Franschen heeft trachten
in-acht te nemen. Locke is gemeenzaam zonder platheid, degelyk zonder
jacht op klassieken tint. In één woord: locke
is bruikbaar, 'n vry zeldzame hoedanigheid in hen die men gewoonlyk
wysgeeren noemt.
Een volledige beschouwing van z'n leven en werken kan hier niet
verwacht worden. In algemeen verband met m'n herhaaldelyk geopenbaarde
inzichten, wys ik op z'n uitspraak: dat er in de wetenschappelyke beoefening
van werktuigkunde meer wysbegeerte steekt, dan in alle filozofen-systemen.
Dit is 'n wáár woord, al klinkt het waarschynlyk te eenvoudig in
de ooren van heeren metaphysici.