769.
De hoedanigheden die ik opnoemde als byzonder voordeelig werkend op
't kweeken of onderhouden van dwaling, vinden 'n machtigen bondgenoot in
verkeerd verstaan. We kunnen nu in 't midden laten, in-hoever deze fout
meer aan sprekers en schryvers of aan hoorders en lezers te wyten zy, doch
zéker is ‘taal’ nog immer 'n zeer onvolkomen middel
tot het meedeelen van onze gedachten, en vaak heeft de eenvoudigste stelling
behoefte aan 'n tal van uitleggingen en verklaringen, die op haar beurt - om
aan àlle misverstand den pas aftesnyden - tot in 't oneindige weer
zouden moeten worden toegelicht, en tegen verkeerde opvatting in bescherming
genomen.