708.
De berichten die de Geschiedenis ons geeft over den indruk dien 't
gesproken woord nu-en-dan gemaakt heeft, dringen me tot de meening dat daarmee
in vorige tyden en by andere volken iets te bereiken was, maar heden-ten-dage
is dit het geval niet. Meent men, byv. dat Kamer-redevoeringen ooit 'n
behouder liberaal hebben gemaakt, of omgekeerd? Ieder toehoorder is de slaaf
van 'n parti-pris. Men luistert òf niet naar de oratien
die daartégen zyn, òf slechts met 't doel om de daarin
voorkomende zwakke punten te gebruiken als middelen tot aanval. Over 't
algemeen schynt men hiervan zóó overtuigd dat het in politieke
kringen als 'n soort van verraad beschouwd wordt, indien men zich na 't hooren
der gronden van de tegenparty, aan haar kant schaart.
En op ander gebied! Hoe komt het, dat nooit 'n prokureur-generaal,
na de pleitrede des verdedigers van den beschuldigde gehoord te hebben, z'n
stellingen herroept? Dit zou dikwyls moeten geschieden, indien 't gesproken
woord eenige waarde had. En omgekeerd, waarom trekt nooit of zelden 'n advokaat
zich terug, na 't aanhooren der akte van beschuldiging? Moest 't niet
herhaaldelyk voorkomen dat een der beide partyen zich door de gronden van de
tegenparty genoopt voelde tot de erkenning dat ze zich vergist had?