687.
't Is treurig dat juist personen die zeer in 't byzonder aanspraak
zouden mogen maken op billykheid, omdat ze, door uitstekende
individualiteit of door ongewoonheid van hun streven meer dan anderen op den
voorgrond worden gedrongen, 't meest te lyden hebben van de fout die ik hier
behandel. 'n Zoodanige moge zich kunnen verheffen boven de ondergane
miskenning, voor-zoo-ver deze hem slechts kwetst in z'n eigenliefde, of zelfs
in wat men gewoon is z'n ‘eer’ te noemen, maar de stoffelyke
gevolgen van 't lasterend kruizigen, ontgaat-i niet. 't Meer-of-min opzettelyk
ontroemen vertaalt zich in onze maatschappy - en dit ondervond jezus
voor-zoo-ver wy weten niet! - in broodsgebrek.
(Minnebrieven, blzz. 19, 88, 90, uitgaaf van
1875.)