685.
Hoeveel afkeurenswaardiger evenwel is de fout - hoeveel
verfoeielyker de misdaad, liever - als de man dien we zoo lichtvaardig
behandelen, nog leeft, en dus pynlyk getroffen wordt door de gevolgen
van dat gebrek aan rechtsgevoel. Moest niet 't besef der onevenredigheid
tusschen 'tgeen wy van iemand weten, en 't vele dat ons onbekend bleef,
aansporen tot voorzichtigheid? Kan er in den kinderachtigen lust om ‘voor
goed geïnformeerd’ doortegaan, verschooning liggen voor 't wreed
spel dat we spelen met z'n rust, met z'n geluk?