565.
En nog 'n ander voorbeeld uit m'n herinnering. 't Was kersfeest. Men
voerde my naar de kerk, waar ik bidden moest, en zingen, en 'n preek hooren. Ik
moet erkennen dat by zulke gelegenheden 't woord feest me altyd geweldig
hinderde. 't Eenig begrip dat ik van feesten had, ontleende ik aan 'n plaat
waarop belsasar zoo verbaasd kykt naar de muurstenografie. Ik was nog
niet ver genoeg gevorderd in Vrye Studie, om te vragen waarom de hand
die deze zonderlinge wys van adverteeren koos, niet liever verstaanbare taal
schreef, 'tgeen de moeite van 't vertolken zou hebben uitgewonnen? Neen, op die
plaat boeide my voornamelyk 't aantal schotels en vazen. In die vazen was
tamarinde-stroop, meende ik. Op die schotels allerlei spys, en... sedert dien
tyd nam ik by de beoordeeling van 'n feestelykheid, altyd 't menu van
belsasar tot maatstaf. Dat ik dus 'n kersfeest in de kerk niet heel
aanlokkelyk vond, ligt voor-de-hand, en met looden schoenen ging ik derwaarts.
Ik durf niet verzekeren dat ik niet, wanneer ik onverzeld ware geweest, m'n
feestelykheid elders zou gezocht hebben, behoudens de verplichting om
thuiskomende verslag te geven van 'n niet gehoorde preek. Dit nu was niet heel
moeielyk, want zulke dingen zyn altyd 'tzelfde: herders, stal, engelenzang,
vrede op aard en welbehagen. Wie 't eenmaal gehoord heeft, kan nogal goedkoop,
en zonder vrees voor overlading van z'n maag, zooveel van die feesten geven of
bywonen als 'm goeddunkt.
Maar zie, onder-weg bespeurde ik dat 't zwaar gevroren