Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 343]
| |
- Zeker. Doch juist daarom moest men zich niet maken tot niets, door 't aanhangen van allerlei dwaasheid. - Goed. Maar toch eisch ik dat ge daarvoor iets in de plaats geeft. Ga naar voetnoot* - Welnu, ik zal 't beproeven. Luister oplettend. A. verhaalt dat U.P. door de waarden van G. neergegaan is tot het vergeten der uitzichten, waardoor C.K.S. met de handeling van L. tot buiten. Hebt ge dit begrepen? - Neen. - Ga heen dan, en vraag de verklaring aan anderen.
- Ik heb opheldering gevraagd aan ieder dien ik ontmoette, maar er is verschil van gevoelen. - Dat geloof ik gaarne. Zeg-op, wat beteekenen de woorden die ik u voorzei? - A meende 't was 'n middel tegen staatsbankroet? B zei dat het wel 'n praktizyns-rekening wezen kon. C beweert dat het 'n minneliedjen is. D noemt het 'n waschlyst. E houdt het voor 'n uitgewerkt problema. F gelooft... in 't kort, ieder maakt er wat van: 't is 'n grondwet, 'n roman, 'n doodvonnis, 'n reglement op den garnizoensdienst, 'n troonrede, 'n liefdesverklaring, 'n kataloog, 'n brief van mama... - Wèl, wèl! Maar gy, wat denkt gy? - Ik... ik weet het niet! Ik kan niet wys-worden uit het ding. - Ge moet me zeggen wat het beduidt. - Ik kàn niet... ik weet het niet! - Dan veroordeel ik u te kiezen tusschen liefdesverklaring, doodvonnis, waschlyst, troonrede... - Dat kan ik niet. - Ik blyf aandringen op die keuze. - Dat is onbillyk. - Juist. Myn vordering is onbillyk. Uw onmacht om onzin te verklaren, maakt dien onzin niet tot wysheid.
Anders: - Daar buiten loopt 'n wezen met zeven koppen, twee neuzen, 'n staart van drie ellen, en oogen van zand. Het heeft horens op den rug, en vleugels als 'n vleermuis. .. - Dat geloof ik niet. - Dan moet ge my zeggen wie daarbuiten loopt op de plaats waar dat monster loopen zou àls 't bestond. | |
[pagina 344]
| |
- Dat kan ik u niet zeggen. - Geloof dan aan myn monster. - Die vordering is onbillyk. - Juist. Zeer onbillyk!
Anders: - Uwe tante is blond? - Neen. - Bruin? - Ook niet. - Nogal donker? - Nog minder. - Ze heeft rood haar? - Volstrekt niet. - Of 'n andere kleur van haar? - Ook niet. - Maar is ze dan kaal? - Dat kan ik niet zeggen. - Maar, eilieve, hoe is ze dan? - Ze is niet... ik heb geen tante... ze is dus niets. - Niets? Dàt geloof ik niet! Dan houd ik haar voor kaal... want: iets moet men wezen! |
|