Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 340]
| |
len dat het hem aangenaam wezen zou: ieder te doen weten wat hem aangenaam is. Dat-i dit niet gedaan heeft, blykt uit de verschillende opvatting van z'n wil. ‘Zoolang één menschenzoon dien god niet
kent,
Zóólang is 't laster te gelooven aan dien god!
Zeker! Want in dat geval zou hy dien éénen onwetenden menschenzoon onbillyk behandeld hebben... my, by-voorbeeld.(98) Alzoo draagt het geloof aan een persoonlyken god de beschuldiging van onrechtvaardigheid in zich... quod absurdum. |
|