Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij399.Ja, wèl was ze donker, die achterkamer! En ware zy maar alleen donker geweest, doch ze was bovendien vuil, bekrompen, en gevuld met al de dampen die de dagelyksche atmosfeer uitmaken van III, 7, b1 (Pp). Als 'n looden domper drukt zoo'n verblyf iemand op 't hart, en ik mag niet toegeven, aan wat misschien m'n plicht was, aan de begeerte tot nauwkeurige beschryving van zoo'n hol, om niet oorzaak te wezen van de misselykheid die auteur en lezer bevangen zou by zulke beschryving. Ja, m'n plicht misschien! Want wie met de pen spreekt tot het Volk, heeft 'n roeping te vervullen, 'n roeping te heiliger omdat ze niet als sommige andere roepingen mag worden gemaakt tot 'n beroep. | |
[pagina 317]
| |
Wat toch beweegt my, u te verhalen van onder-voorjuffrouwen, en Pennewip's pruik? Van zingende molens en bakers oudje? Van vuile achterkamers en de hysterische godsdolheid der Lapsen? Van Stoffel's vrouwelyke werkwoorden en Wouter's koninkschap. Wat beweegt my daartoe? Is 't me om eer te doen? Fraaie eer, de kopiïst te wezen van de schimmelige portretten die onder, naast, boven, en achter ons rondwandelen, en te bekyken zyn op elke noordermarkt, om-niet. Dank? Ge hebt my niet te danken, publiek. Ik schryf wat ik verkies, onverschillig of 't u aanstaat. En als ik let op de dingen die u wèl aanstaan, als ik de voddery onderzoek, weeg en schat, waarvoor gy uw handen roodklapt... zie, dan hoop ik dat ge u te-bersten fluit over myn werk. Ga naar voetnoot* Meent ge inderdaad dat 'n schryver wiens schryven middel is, en geen doel... een schryver die ‘wat te zeggen heeft’ iemand die zich opgewekt voelde iets tot-stand te brengen dat verre ligt buiten 't bereik van de ambachtslui der litteratuur... meent ge waarlyk dat zoo-iemand gesteld is op uw goedkeuring, en dat hy uw: ‘macte animo, m'n jongetje’ opvangt in z'n muts, als 'n welkome aalmoes van den goedgeluimden rentenier aan 't genie? Meent ge dat? Ha, ha, gy die alles uit Parys ontvangt, of uit Neurenberg... en gy anderen die niets wezen zoudt, als ge niet tot | |
[pagina 318]
| |
iets waart gemaakt in de koninklyke voorkamer, of in 't kabinet van 'n minister die meestal zelf moeite heeft iets te blyven... meent gy allen inderdaad wat te beduiden omdat ge in voordeeligen handel met granen, speelgoed, slaapmutsen of bestuursluim, de weinige stuivers hebt gewonnen die noodig zyn om myn werk - dat is: 't papier en den arbeid des zetters - te betalen? Scheurt eens 'n blaadjen uit uw kopyboek, gy kooplui, en teekent eens 'n denkbeeld uit op dat blaadje, dan zullen we zien hoe 't eerste ding er uitziet dat ge niet hebt gekregen uit vreemde fabriek! Trekt eens los die zyden linten van uw portefeuille dien ge zoo pronkerig draagt onder den arm, o ministers, alsof 't Volk niet wist dat die vodden sedert jaren het distinktief zyn der prachtuitgaven van onbeduidendheid! Trekt eens los die linten... open... open! Laat eens zien wat ge hebt, wat ge zyt, wat ge inderdaad wezen zoudt als mensch, indien ge niet door 'n bovendryvend kliekje Kamerleden waart opgeheven tot schynbare vertegenwoordigers der denkbeelden die zyzelf niet hebben! Wat me tot schryven beweegt, nogeens? Geld... betaling? Ontvangt het schaap betaling voor z'n wol, de koe voor haar melk? Die betaling is voor de lakenkoopers en voor de kaashandelaars, die geen melk of wol zelf maken. Wat veel fatsoenlyker is, zooals we gezien hebben. Doch schapen en koeien worden gevoed ten-minste, zy 't dan ook niet ter belooning van wat ze gaven, dan toch opdat ze gevende blyven zouden. Maar schryvers, dichters, kunstenaars... Ja, ook die koeien en schapen worden nu-en-dan gevoed. Maar 't is niet in de ruime frissche wei. Men bewaart ze in muffe dompige boven-achterdoosjes... en dan klaagt men nog dat ze er niet voordeelig uitzien, en schrale wol geven, of blauwe melk... Foei! Betaling? Ga naar margenoot# |
|