Ideën I
(1879)– Multatuli– Auteursrechtvrij273.De hoofdindruk dien zoo'n prospektus op my maakt, is deernis met al de onwetenden die 'n ‘verkeerde behoefte’ voelden. Zoo immers staat er: ‘er zyn nieuwe behoeften geboren.’
Een kind is ziek. De vader heeft redenen om niet in persoon den armen lyder te bezoeken. Hy zendt 'n vertrouwde. Ga naar voetnoot* Deze blyft één oogenblikje by den zieke, en zegt een-en-ander dat tant bien que mal door de omstanders wordt opgeschreven, of - daar ze niet schryven konden - oververteld aan dezen of genen die nu juist ook niet uitmuntte in notarieele geloofwaardigheid. Nu wordt het kind behandeld op allerlei wyzen. De een heeft ‘kwik’ verstaan voor ‘zuurdeeg.’ ‘Laxeeren... neen: stoppen!’ roept men door elkaar. ‘Wryven’ verzekert de een. ‘Zweeten’ heeft-i gezegd, doceert 'n ander. ‘Ik weet het, schreeuwt 'n zevende: pappen op de borst... hebt ge niet ge- | |
[pagina 171]
| |
hoord hoe de gezant des vaders sprak van zenuwen? Nu, dat wil zeggen: pap.’ ‘Waarachtig niet, beweert de dertiende, hy verhaalt iets van liefde.
- Liefde? Nu ja... en wat besluit ge daaruit? - Wèl, heel eenvoudig. Dat is... ja... liefde is... branden. - Precies!
En ze brandden, blakerden, braadden 't zieke kind. En ze papten 't kind. En ze deden 't kind zweeten en purgeeren. En ze gaven het ys op 't hoofd, en kwik in de maag. En ze wreven 't kind, en rolden het, en knepen het... En al die heeren hadden rang van doctor of professor. De kleine gemartelde patient werd begraven onder officieele wetenschap. En zie, daar kwamen veertien andere ‘weters’ even officieel als zoodanig erkend, even deftig, even getabberd, aan 't arme kind vertellen:
- Wees vroolyk en verheug u! Ze hebben je nogal erg geplaagd... dat is waar, en ge zoudt, goed bezien, wel wat recht hebben tot klagen, maar wees tevreden. Troost je met de gedachte dat je gedurende die ziekte, brood, rang en vermaak hebt verschaft aan al de heeren die je niet genezen hebben. En wy... wy hebben de ‘boodschap uws vaders’ nauwkeurig onderzocht, en bevonden dat ze nooit goed begrepen was. Wy verzekeren u op ons woord - van doctor, dominee, professor, enz. - dat wy die boodschap goed zullen verstaan... - Ach, kermde de zieke, dat zeiden al die anderen ook! Sedert achttien eeuwen hoor ik dezelfde verzekeringen. Zoudt ge zoo goed zyn my den zwaren band aftenemen dien ze my om den hals legden, en 't gewicht dat zoo drukt op m'n hart? Och, ik verlang naar wat lucht, wat licht, wat vryheid... staat dat alles niet in de boodschap van myn vader? Misschien zal ik beteren als ge my overlaat aan myzelf! - Maar beste jongen, waar bleven wy dan?
Dat is waar! 't Is impertinent van 'n zieke, te verlangen naar beterschap, en te vergeten dat z'n alle-eeuwsche koorts de weldoende voedster is van 't gezin des geneesheers. Daarom: ‘nieuwe behoeften’ heeren! Nieuwe ziekten, heeren! Altyd wat nieuws. Du nouveau, du nouveau toujours, n'en fût-il plus au monde! |
|