175.
Er is slechts één mysterie: het zyn. Al het
overige volgt vanzelf uit de eigenschappen van het zyn.
En nog is die mysterie niet zóó diep als het tegendeel
wezen zoude. Denk eens na over de ongerymdheid van: niet-zyn.
Ga naar margenoot#
|
-
margenoot#
- Er is. Ziedaar ‘het woord’
by-uitnemendheid, de Logos! Ik meen hierin den besten grondslag voor
wysbegeerte te vinden, den stevigsten, den eenigen. Met iemand die dit punt van
uitgang niet aanneemt, behoeft men niet te redeneeren. Men mag door hem
heenloopen als door 'n geest van Maju. Men mag hem bestelen, bespuwen,
ignoreeren. Of liever, men kàn dit alles doen zonder hem reden te geven
tot klachte, daar z'n eerste verzet de verloochening wezen zou van den
voorgewenden twyfel aan het Zyn. En zy die wèl genegen zyn dezen
Logos aantenemen als grondslag, zullen weldra vrede hebben met alle
uitvloeisels daarvan. Dat de overgang tot myn stelsel onrust en
bekommering teweegbrengt, stem ik toe. Doch het stelsel-zelf, eenmaal
aangenomen met den eerlyken moed die 'n gevolg is van liefde tot waarheid,
voldoet aan de eigenlyke roeping der wysbegeerte: het werkt verzoenend, het
bevredigt. Wat my aangaat, het is te betreuren dat m'n plicht me zoo vaak dryft
tot bitter verwyt. Mocht ik toegeven in de stemming van myn gemoed, ik zou
religieuze lofliederen zingen ter verheerlyking van de zielerust na 't
verdryven van alle spokery. De armen van geeste die gedurig in angst zitten
voor de kuren van een nooit verzadigden kleingeestigen vitzieken god, kunnen
zich geen denkbeeld vormen van de kalme berusting die 't loon is van den moed
om dóórtedenken tot de uiterste konsekwentie toe. Halve of
kwart-atheïsten zyn zeker te beklagen. Maar kan men niet hetzelfde zeggen
van halve- of kwart-geloovers? En... heele geloovers zyn er niet. Ze
schipperen, en passen en meten, en transigeeren... dat behoef ik met myn
god niet te doen, want: twee maal twee is vier. Wat daarbuiten gaat is uit den
onmogelyke, uit den ongerymde, en alzoo voor 'n dienaar van den Logos,
uit den booze.
Wat overigens m'n aandringen op 't begrip Logos
betreft, het kan slechts worden afgekeurd door hen die zich niet schamen onwel
te zyn met logiek, 'n woord dat daarvan is afgeleid. Het is niet voor
dezulken dat ik in m'n Millioenen-Studien 'n verbeterde
vertaling voorsla van Johannes I. vs. 1: ‘In den
beginne was de Rede, en de Rede was by God, en de Rede
wàs God.’ Kan het duidelyker? De theologen hadden den moed
niet dien tekst onvervalscht onder 't volk te brengen. Ik daag hen uit myn
vertaling te bestryden.
|