[14 september 1875
Brief van C. Vosmaer aan J.W.T. Cohen Stuart]
14 september 1875
Brief van C. Vosmaer aan J.W.T. Cohen Stuart. Dubbel velletje postpapier, waarvan blz. 1-3 en 4 (½) beschreven. (Partikulier archief, Doetinchem; fotokopie M.M.)
den Haag - 14 Sept 75
Zeer geachte heer,
Uw schrijven is mij een blijk van uw genereus mannelijk hart - dank voor uw gevoelens! O, neen, geenerlei rancune is er bij mij - Maar ik achtte verder debat onvruchtbaar - vooral op papier - van aangezicht tot aangezicht zouden wij elkander niet misverstaan, dat weet ik zeker. Gij vereert mij ten hoogste door uw oproeping tot deze zaak - maar... Daargelaten dat ik te vreemd ben in feiten betreffende Indie, - daargelaten of ik ageeren kan, (schrijven en dichten is mijn taak) - er is eene absolute reden waarom ik onmogelijk iets kan doen. Ik sta op het punt het land te verlaten. De geschiedenis is langGa naar eind1., wellicht komt ze u ter ooren eenmaal, met al de onzuivere kleuren die de wereld er aan toevoegt, de wereld die niet aan zeer hoog gestemde idealen gelooft.
Zoowel dit als mijn vertrek maken het volstrekt onmogelijk dat ik - althans nu - iets doe. Ik ga ook een tijd naar Wiesbaden, en zal van Multatuli wel wat van Brata YoedaGa naar eind2. hooren; misschien heeft hij het boek en ik zal het dan lezen - en dan - misschien schrijf ik er wel eens over.
Hartelijk juich ik uw streven toe. Eerst het boek propageeren - als menschen die misschien kunnen helpen noem ik u, RoordaGa naar eind3. (te 's Hage, spiritist - maar een coeur d'orGa naar eind4.).
Als uitgever voor Br. Yoeda beveel ik u zeer aan den heer VersluysGa naar eind5. te Groningen. Eerlijk, geeft zooveel hij kan, is een man van