[24 maart 1875
Brief van Multatuli aan mevr. N. Sandrock-ten Hagen]
*24 maart 1875
Brief van Multatuli aan mevr. N. Sandrock-ten Hagen. (uit: F. Smit Kleine ‘Schrijvers en schrifturen’ 1891, blz. 22-24.)
Rotterdam, 24 Maart 1875.
Zeer geachte Mevrouw!
Ik verga van drukte, zóó dat ik alle moeite heb, om niet den schyn van onbeleefdheid op my te laden. Ik verzoek U vriendelyk my dit, voor zooveel UwEd. aangaat, ten goede te houden. Myn hoofd loopt me om.
Wat nu de repetitiën of 't instudeeren van Vorstenschool aangaat, daarover heerscht een verschil van inzicht, dat ik wel genoodzaakt ben ronduit te noemen. De kunst is moeilyk en vereischt arbeid. Wat my betreft, ik zou minstens drie maanden studie noodig hebben, om in staat te zyn met eenig succès te kunnen optreden als raadgever in 't voordragen der rol van LouiseGa naar eind1..
Het verbaasde my dan ook, zeer geachte Mevrouw, dat UwEd. my eergister vragen liet: wanneer ik eens ‘een halfuurtje’ tyd hebben zou? Waarlyk, Mevrouw, voor my is zoo'n taak geen bezigheid van ‘halve uren.’ Ik weet, ken en kan te weinig, ik heb te veel te leeren, om zóó snel gereed te zyn tot het leiden uwer studiën. Toen ik hier aankwam, had ik gehoopt wat kennis van voordracht, actie, etc. op te doen, en deze hoop is dan ook niet geheel verydeld. Alleen wat de rol van Louise betreft, bleef ik door de onovertrefbare botheid van Juffr. Kruseman even wys (of liever even onkundig) als te voren. Ik leerde van HEd. alleen, hoe die rol niet behoort te worden... opgezegd.
Van daar dan ook myn voorstel aan UwEd. om eenige der heeren artisten aan onze oefeningen te associeeren. Mocht UwEd. meenen dat dit voor U geen behoefte is, voor my is het dit wel!
Ik begryp evenwel dat die heeren geen tyd hebben, maar, geachte Mevrouw, ook ik heb geen tyd! Wanneer de zaak in 'n paar uurtjes te schikken ware, zou ik me gaarne tot alle hulp bereid verklaren, maar dit is 't geval niet! Er zyn in de rol van Louise passages welker voordracht stof leveren kan tot lange discussiën en veel twyfel.