Volledige werken. Deel 24. Brieven en dokumenten uit het jaar 1887. Nagekomen brieven en dokumenten uit de jaren 1839-1886
(1995)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMultatuli en zijne lofredenaars.Tal van bladen hebben de vorige week enkele kolommen aan Multatuli gewijd. Bijna allen spraken met bijzonder grooten lof | |
[pagina 212]
| |
van hem en zijne werken. Dit maakt een pijnlijken indruk op iemand, die Multatuli ook bij zijn leven zeer hoogachtte. Want die zelfde bladen hebben weinig blijk gegeven den levenden Douwes Dekker te waarderen. Toen enkele jaren geleden een huldeblijk aan Multatuli zou worden aangeboden, om hem een tenminste financieel onbezorgden ouden dag te verzekeren, toen slaagde deze poging, blijkens het bijeen gekomen bedrag, slechts ten halven. Had toen de pers medegewerkt, zooals zij thans ijverig is in lofliederen zingen op den doode, dan waren de laatste jaren van een groot man gelukkiger geweest. Dat thans bijna elk blad en tijdschrift iets over Multatuli geeft, schijnt dan ook meer te geschieden om het blad interessant te maken, om vooral onderwerpen van den dag te behandelen, dan om werkelijk den gestorvene een gedenkzuil te stichten. Zelfs De Gids zal nu een artikel aan hem wijden; De Gids, die na indertijd bij de eerste uitgaaf de Havelaar behandeld te hebben, nooit één van de talrijke lijvige boeken van Multatuli waardig gekeurd heeft in zijn bladzijden te worden besproken. Is het pijnlijk hen, die Multatuli tijdens zijn leven nooit toonden hoog te stellen, thans plotseling een loflied op hem te hooren zingen, niet minder pijnlijk is het anderen deze gelegenheid te zien aangrijpen om onbewezen en thans door den dood onweerlegbaar geworden beschuldigingen te uiten. Zoo de Heer Taco H. de Beer, die in het ‘Extra-bijvoegsel’ van De Portefeuille, zijn lof met tal van kleine hatelijkheden en enkele grove beschuldigingen meende te moeten doorweven. Erger echter nog is een andere handelwijze van dat zelfde weekblad, een handelwijze waarvan wij door een woord van protest, navolging hopen te voorkomen. Genoemd blad maakt zijn ‘Multatuli-nommer’ interessant - en inderdaad, het is het interessantste wat er in te lezen is - door, onder het opschrift Onuitgegeven Fragmenten, gedeelten uit een langen brief van 1 Mei 1883 af te drukken. Hoe aangenaam dit ook voor vele lezers moge zijn, en hoe zeer het debiet van dit ‘extra-nommer’ er ook door bevorderd worde, deze handelwijze verdient afkeuring. Vooreerst om een deel van den inhoud van dien brief. In het ge- | |
[pagina 213]
| |
publiceerde komt iets zeer vertrouwelijks voor, wat de fijngevoelige Multatuli nooit aan het publiek zou hebben willen openbaren; de mededeling van een smartelijke ervaring, die wordt ingeleid met de woorden ‘wat ik zeggen wilde, wil de pen niet uit.’ - Schandelijk, dat hetgeen na deze woorden volgt, nog geen week nadat de schrijver van den brief het hoofd heeft neergelegd, in drukletters aan het groote publiek wordt voorgeworpen. Doch al behandelen de brieven van Multatuli - zooals met velen het geval is - alleen zaken, die voor zijn nabestaanden niet pijnlijk zijn, dan nog moeten wij tegen het openbaar maken protesteeren. Multatuli schreef vele en lange brieven. Menige brief van hem is even interessant als eenige der belangrijkste bladzijden uit zijne bundels Ideën. Er is in die brieven veel dat waard is gepubliceerd te worden en wij hopen dat dit niet achterwege zal blijven. Maar niet zij die op dit oogenblik ze in hun bezit hebben, mogen zich gerechtigd achten tot de publicatie over te gaan. Wij hebben een stapel brieven van de thans tot asch vergane hand vóór ons liggen, sinds een dozijn jaren zorgvuldig bewaard, maar wij beschouwen ze als een kostbare erfenis, die aan de rechthebbenden, in de eerste plaats aan zijne weduwe behoort en die wij aan haar zullen afstaan als zij het oogenblik gekomen acht er iets van voor het Nederlandsche publiek ter perse te leggen. Multatuli's brieven zijn niet alleen talrijk, doch ook zeer verspreid. Vooral sinds hij zijn indrukken niet meer aan het publiek gaf, gaf hij ze gaarne aan zijn vrienden of aan hen die hij daar voor hield. Gaat nu eens deze, dan weer gene, er toe over die brieven te publiceeren, dan zal wel menig blad of tijdschrift daardoor voor een oogenblik belangwekkender worden, maar aan de weduwe wordt iets onthouden, wat haar toekomt. Wij hopen dat deze woorden er iets toe mogen bijdragen dat de besproken handelwijze tot dit enkele geval beperkt blijve.
Vitus Bruinsma. |
|