Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdHerinnering aan een bezoek bij Multatuli
| |
[pagina 675]
| |
Zijne bijzondere voorliefde voor taalstudie bleek dikwerf uit zijne veel omvattende rede; zoo had hij nog, bij onze aankomst, zich verdiept in eene mogelijke afleiding van het woord mooi en had hij ook gelegenheid, gedurende ons spreken over de taal, haren oorsprong en haren woordenschat, te reppen over de woordafleiding van kop, het Duitsche heim, en het Nederlandsche hem in de aardrijkskundige plaatsnamen pfalz (palatinaat) en andere. Dr. Riecke en dezes studiën over den oorsprong der taal, schatte hij zeer hoog. Zijn oordeel over den taalstrijd der Vlamingen deed ons veel genoegen: hij gevoelde veel sympathie voor de Vlamingen, waaronder hij meer dan eenen vriend telde; de zucht naar taalzuivering bij hen beaamde hij zeer, en het weinig gewettigd gebruik der bastaardwoorden bij de Nederlandsche schrijvers en krantenopstellers kon zijne goedkeuring niet wegdragen, alhoewel hij er soms zelf tegen zondigde. Multatuli wist die handelwijze te verklaren, door dien de Vlamingen onmiddellijke naburen hadden, wier Fransche taalinvloed zich reeds sterk op de Vlaamsche taal had doen gevoelen, en ze de noodzakelijkheid begrepen eenen dam tegen die schadelijke indringing te stellen, wilde men niet door het Fransch overrompeld worden. Nederland heeft zulke naburen niet en daar gevoelt men, zijns inziens, die behoefte niet tot het uitsluitelijk bezigen van echt Nederlandsche woorden.
Multatuli vergastte ons met water, dat hij grootelijks prees voor zijne frischheid; het was waarlijk buitengewoon helder en goed. Hij noemde het historisch water, doordien het uit de bron welde, die honderden jaren geleden in gebruik was op de goederen van Karel den Groote, waarop Multatuli's huidig verblijf gebouwd is. 't Is inderdaad te Nieder-Ingelheim, waar eertijds het vermaard paleis van dien keizer stond, door stichters en kronijkschrijvers zoo hoog geroemd.
Godsdienst, kerk en staatkunde verder aanrakende, legde hij deze bekentenis af, dat hij volkomen atheïst is, dat de pogingen, door een voornaam jezuïetGa naar eind3. aangewend om hem het katholiek geloof te doen aankleven, geene wijziging in zijne godsdienstige gevoe- | |
[pagina 676]
| |
lens brachten; hij bewonderde de katholieke kerk en hare alom verspreide instellingen, als inrichting en samenstelling, en besefte de moeielijkheid om met de overal verbrokkelde en verdeelde bestanddeelen der vrijzinnige vooruitstrevers met goed gevolg tegen haar te velde te trekken; hij maakte ons het moreel doel duidelijk, dat de Kerk met sommige dogma's beoogde, zooals: de onbevlekte ontvangenis en de onfeilbaarheid des pausen. Wat ons in den loop van het gesprek aangenaam verraste - was dat hij behoefte gevoelde om eerlang een boekdeel in het licht te zenden.
Het onderhoud had een einde genomen en we hadden het inzicht te kennen gegeven om te vertrekken. Bij ons dringend verzoek wilde hij ons niet weerhouden: wij namen afscheid van den grooten Nederlander, en we bedankten hem voor zijn gul onthaal. Stevig drukte hij dan allen de hand, terwijl hij ons nog lachend achterna riep: ‘Als m'n vrouw u beneden staan houdt om iets te nuttigen, laat u toch gevangen nemen en gebruikt wat!’ Niet zonder innig gevoel van bewondering voor Multatuli's jarenlangen strijd voor recht en rede, en tevens warm medegevoel voor den ongelukkigen lichamelijken toestand, waarin hij thans verkeerde, verlieten wij de woning, nog onder den diepen indruk van ons leerrijk en boeiend onderhoud met den Nederlandschen wijsgeer. W.D.B. |