Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 566]
| |
Nieder Ingelheim 7 febr. 86.
Beste Zürcher, Briefkaart, brief en 't werk van FriedleinGa naar eind1. over 't cyferen der Gr. en Romeinen ontvangen. Hartelyk dank! (....) Dat werk van Dr. Friedlein is magnifiek. Juist wat ik hebben wilde. Dank je wel. Al erkent hy dat er veel onopgehelderd blyft, deelt hy evenwel 'n schat van kennis mee, die me zeer aantrekt. Met zoo 'n werk kan men twintig jaar cellulair zitten zonder verveling... nu ja, dat kan men ook zonder zoo 'n werk. Maar er steekt verbazend veel scherpzinnigheid en studie in, dat is zeker! Als nieuwste snufje in zake: khunst-beschouwing heeft D. de LangeGa naar eind2. 't woord ‘sapryk’ uitgevonden (althans gebruikt) om precies te doen weten hoe de heer Quast piano speelt. 's Mans aanslag is flink. (‘flink’ is bien portéGa naar eind3. tegenwoordig en schittert in de advertentien naast ‘net’) ‘flink’ alzoo. Z'n toon is krachtig... Dat is te begrypen by zoo 'n flinkigheid van ‘aanslag’. Denk eens: flinkigheid van ‘aanslag’ zonder krachtigheid van ‘toon’. Alzoo flink en daardoor krachtig, maar helaas, die flink aangeslagen krachtige toon mist ‘het sapryke dat men zoo gaarne hoort.’ Die ‘men’ is 'n schalk, 'n lekkerbek, 'n luilekkerlander, 'n zielevetweider! Et de direGa naar eind4. dat by zoo 'n eerbiedwaardige voorkeur de sapperdemagiesGa naar eind11. (of groentjes?) hoe langer hoe zeldzamer worden! Als nu die fameuze krachtig flinke Quast zich maar terdeeg toelegt op wat hem nog ontbreekt, dan kan ‘men’ eerlang z'n hart ophalen. Ook ik vind veel schoons in den kl. Joh. van Van EedenGa naar eind5.. Schoons genoeg om de acht dagen arrest die ik hem (in gedachte slechts, helaas!) oplei voor 't begaan van ‘een sonnet’ in gemoede meen te moeten verzwaren tot driemaal zoolang provoost, zonder acces, op water en brood. Veel schoons, zéér veel! Ziedaar den indruk dien 't stuk op me maakt. Maar met m'n beoordeeling ben ik niet gereed. Ik lees moeielyk, schwerfällig.Ga naar eind6. En z'n ‘Grassprietjes’. Ik weet wel dat we daarover spraken en schreven, maar eilieve, de vreemdigheden houden niet op. Daar heeft 'n ongenoemde in den ‘Dageraad’ dat aardige boekje gekritizeerd (of hoe moet ik het noemen? ‘behandeld’ dan) als of hy 't | |
[pagina 567]
| |
aanzag voor 'n ernstig stuk! Ik althans begryp er anders niets van. M.Ga naar eind7. was niet vreemd van 't denkbeeld dat de bedoeling was 'n kritiek-parodie te leveren. Zoo ja, dan had de schryver 't er wel mogen by zeggen. 't Is schemerachtig, en er valt weer uit te leeren dat men zich in zekere kringen van aardigheden onthouden moet. Zoo 'n ‘kring’ heet hier: het koninkryk der Nederlanden. De jonge gids-mannen zullen wel doen Z.M. den koning eens flink en krachtig (zegge: sapryk) te pryzen over z'n vaderlandsliefde en dergelyke deugden. Overwegende nl. dat de jongelui tegenwoordig den spot dryven met den roem der Vaderen, met de ware gelooven, met den bekenden zeewoeker, etc. etc. etc. heeft Z.M. 'n juffer uit Engeland laten komen die z'n spruit in al die dingen zal onderrichten. Ze dweept, hoor ik, met Bato's erf,Ga naar eind8. met de hollandsche keuken, met lange pypen en den tocht naar Chattam. Haar hoofdgebed is 't ‘Wien neerlandsch bloed’ dat ze heel sapryk zingt. Ge schryft dat ik ‘tevreden’ zal zyn met de boeken die ge my zenden wilt. Nu, 't zou er maar aan mankeeren dat ik niet tevreden was! Maar, beste kerel, dat mag zoo niet voortgaan, noch ten opzichte van boeken die ge voor my opsnort, noch ook wat inlichtingen en ophelderingen betreft! Tyd is op zichzelf al geld, maar als men dan èn tyd èn geld tegelyk offert, zou de zaak in 't honderdloopen. Gy zult 'n dertig jaar lang na my 't leven te torschen hebben en zyt verplicht uzelf te sparen voor den stryd dien dat kosten zal. 't Zal u later weinig baten dat ge zooveel aan my ten koste legt. Ik mag dat zoo niet laten doorgaan. De korte beschryving die ge van uw stemming geeft is me zeer duidelyk. Daar is veel liefelyks in, o zeker, maar ik vrees zoo dat het u later berouwen zal, niet droogstoppelig genoeg tegen zulke poetische indrukken gestreden te hebben. We zyn materie, leven in 'n wereld van materie, en moeten aan materieele behoeften voldoen. Niet ik, helaas, zal u later kunnen bystaan als de Kampf ums DaseinGa naar eind9. zich voor u verplaatst naar allerlaagst terrein! Wat dan? Ware ik tot macht gekomen, dan zou er 'n schoone plaats voor u open zyn geweest, 'n werkkring volkomen beantwoordende aan uw neigingen, kennis en talenten. Maar zonder my als stichter eener akademie, zooals ik me die had voorgesteld in den tyd toen ik nog hoopte, zal er weldra geen plekje wezen waarin ge past. | |
[pagina 568]
| |
Plicht en belang wyzen u den weg dien gy moet inslaan. De trompet blaast: ‘verzamelen!’ Er moet eenheid komen in uw streven op straffe van treurige déceptie. Qui trop embrasse mal étreint,Ga naar eind10. denk daaraan... M'n preek over 't geen ik als uw plicht beschouw, is 'n... sapryke bravigheid van me, want zoowel de boeken die ge my bezorgt, als de inlichtingen die ik van u kryg zyn me zeer veel waard. Maar 't zou onbillyk zyn als ik me beklaagde over de noodzakelykheid van 'n schotje te schieten voor uw weldaden. Immers, wie kan aanspraak maken op zooveel vrygevigheid? Als 't maar de vraag was wat 'n mensch graag hebben en weten wilde, zou er geen eind zyn aan de verlanglysten. Men zou eindigen met de maan te vragen, om eens te zien, of de van ons afgewende punt van die gedrochtelyke figuur in de kuil past van den Oceaan waar Atlantis zou kunnen gelegen hebben. (Ik gis ja.) Zou je wel gelooven dat ik nu al moe ben van dezen brief? O, dat oud worden is ellendig. En te moeten sterven zonder z'n levensdoel bereikt te hebben! Hartelyk gegroet van Uw liefh. Dek. |
|