Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMultatuli.
| |
[pagina 460]
| |
In het begin van 1845, overplaatsingen geen gebrek, bevindt hij zich weder op Java en te Batavia, en in 1849 of al vroeger te Poerworedjo in Bagelen, waar hij werkzaam is als kommies op het residentie-kantoor. De resident van Bagelen is wegens zijne beleefdheid, en zijne voorkomendheid in den omgang, hem zeer genegen. Hij roemt zijne overvloedige vermogens, zijne kundigheden, zijne algemeene geschiktheid, zijne bedrevenheid in het maleisch - dat hij niet alleen vlot spreekt maar ook schrijft, en met arabische karakters. Van een ambtenaar van die bekwaamheid, zegt de resident, kunnen in een anderen en ruimer kring de beste diensten verwacht worden. Deze aanbeveling zal hare werking niet missen. Mij is verzekerd dat Multatuli in October 1851 benoemd is tot assistent-resident te AmboinaGa naar eind2., tevens magistraat en kommandant der schutterij. Maar dit is of eene vergissing, of de jaartallen komen niet uit, of de benoeming heeft geen voortgang gehad. Althans, in Februarij van dat jaar is hij sedert twee jaren sekretaris van MedanoGa naar eind3., en blijft dit tot hij in Januarij 1852 een tweejarig verlof bekomt, en kort daarna voor het eerst naar Nederland terugkeert. In 1855 bevindt hij zich weder op Java, en aanvaardt in Januarij 1856 de betrekking van assistent-resident in Bantam, afdeeling Lebak. Zes weken later neemt hij, om de redenen die in Max Havelaar door hem blootgelegd zullen worden, zijn ontslag uit 's lands dienst, keert nogmaals en voor goed naar Europa terug, en wordt in Nederland de agitator met de pen dien wij allen gekend hebben. Het gewigt dezer plaatsnamen en jaartallen is dat wij er Multatuli's loopbaan als indisch ambtenaar, hoewel zij ruim genomen slechts zeventien jaren geduurd heeft, uit leeren kennen als opmerkelijk afwisselend en veelzijdig. Wie eenige jaren doorbrengt op Java niet-alleen, maar ook op Sumatra en op Celebes, is in de gelegenheid zich praktisch te oefenen in de taal- land- en volkenkunde van voorname gedeelten van den Archipel. Kontroleur 2de klasse bij het binnenlandsch bestuur eener buitenbezitting is geen hooge rang; maar op zulk een ambtenaar, zoo hij | |
[pagina 461]
| |
pas tweeëntwintig jaren telt, rust er niettemin, - en rustte op hem ter Westkust van Sumatra in dien tijd vooral, - eene groote verantwoordelijkheid. De kontroleur was betaalmeester van den Staat, was hoofd der politie, presideerde den landraad of het equivalent van den landraad, vertegenwoordigde op kleine schaal in zijn persoon, en in zijn persoon alléén, het souverein gezag. Was voor Multatuli die post eene uitmuntende inleiding bij de Maleijers, te Poerworedjo kon hij van nabij de Javanen bestuderen, op Celebes de Makassaren of de Alfoeren. Assistent-resident van Lebak geworden stond de gelegenheid hem open, bij het besturen eener javaansche afdeeling, de ondervinding en de kundigheden toe te passen verzameld op Java-zelf en elders. In sterke mate, dit spreekt, moet het leven in zulk eene aziatische omgeving, het waarnemen van zulke toestanden, het bekleeden van zulke ambten, het zelfbewustzijn gaan bepalen van een jong Hollander met genialen aanleg, vol denkbeelden, ongemeen weetgierig, maar dien de omstandigheden tot een onvrijwillig autodidakt gevormd hebben, en dien men van zijn geboortegrond heeft losgemaakt op een leeftijd toen voor zijne jonge evenknieën in het moederland het hooger en het hoogste onderwijs nog aanvangen moest. Multatuli's persoon is een uitgezocht exemplaar dezer hollandsche varieteit uit de dagen die 1848 onmiddellijk voorafgegaan en op 1848 onmiddellijk gevolgd zijn. Multatuli's geschriften zijn er de zuivere uitdrukking van. Terwijl Jacob van Lennep den Pleegzoon en de Roos van Dekama voortzet en verjongt, Da Costa in zijne Vijfentwintig jaren het zwijgen verbreekt, Bakhuizen van den Brink en Potgieter de 17de eeuw bestuderen en in beeld brengen, Heije kinderliederen zingt, mevrouw Bosboom het Huis Lauernesse schrijft, Gouverneur Jan den Rijmer het woord geeft, Kneppelhout in zijne camera obscura den omtrek der studenten opvangt, Jonckbloet de Physiologie van Den Haag geeft, Van Vloten zich op het midden-nederlandsch proza werpt, Beets en Hasebroek en Ten Kate de poëzie van Byron en Lamartine overplanten, of medewerken aan de Nederlanders door Nederlanders geschetst; terwijl Geel's Onderzoek en phantasie langzaam doordringt, De Vries zijn woordenboek ontwerpt, | |
[pagina 462]
| |
Fruin zijne Tien Jaren voorbereidt, Schimmel de hervorming van ons tooneel onderneemt, De Génestet Fantasio en den Sint Nikolaasavond voordraagt, Abraham des Amorie van der Hoeven Jr. eene duitsche akademiereis doet, leerredenen uitspreekt, diepzinnige aforismen over katholicisme en protestantisme opteekent, in schoone verzen het ontspringen der godsdienst aan het menschelijk gemoed vergelijkt bij het slaan van nafthavlammen uit den schoot der aarde, - zit daarginds, op Menado in den Maleischen Archipel, zit een tijd- en rasgenoot van die allen, wiens deelgenootschap aan hunne ontwikkeling schier gewelddadig afgebonden of doorgesneden is, zit hij vier duizend mijlen uit de buurt, aan zijne hollandsche herinneringen voort te spinnen, indrukken van buiten op te vangen, blikken in de toekomst te slaan, zit hij aan zichzelf en aan zijne toekomst te denken. Het is waar dat het zeilschip toen al op de voordragt begon te staan om allengs te worden afgedankt en gesloopt. De overlandmaildienst, al moest voor het doorgraven der landengte van Suez de eerste spade nog in den grond gestoken en zelfs van den onderkoning van Egypte de onmisbare koncessie nog verkregen worden, was reeds eenigzins georganiseerd. Maar dit gold alleen voor hetgeen over Singapore naar Batavia en naar de noordkust van Java kwam; niet voor de andere eilanden van den Archipel. Eene afzonderlijke nederlandsch-indische stoombootdienst, voor het verbinden van Java met Sumatra, met Borneo, met de Molukken, bestond nog niet of werkte pas half. Er verliepen vaak maanden dat er op Celebes geen tijdingen van Batavia kwamen, geen europesche dagbladen, geen fransche of hollandsche boeken; maanden eer er weder gelegenheid was om van Celebes over Java naar Europa te schrijven. Een ambtenaar, verplaatst van Poerworedjo naar Menado, bleef somtijds meer dan een half jaar onderweg. Heeft Multatuli, terwijl in Nederland zijne tijdgenooten deelnamen aan de beweging voortgekomen uit de grondwetherziening van 1848, met deze karige hulpmiddelen het moeten stellen, zijne opgewektheid en zijne belangstelling waren misschien te levendiger, naarmate de afstand zijne verbeelding meer vrijheid bij het beoordeelen liet. De Sociaal-demokratische Februarij-omwenteling in Frankrijk; | |
[pagina 463]
| |
de verwachtingen door haar opgewekt bij de nationale eenheidspartij in Duitschland en de reaktie daarop gevolgd; de parijsche Junij-dagen en de opkomst van Napoleon III; Rome ontrukt aan Garibaldi; de koning van Sardinie verpletterd door de Oostenrijkers; KossuthGa naar eind4. geslagen, BlumGa naar eind5. gefusilleerd, KinkelGa naar eind6. tot vestingstraf veroordeeld; daartegen in, de abolitionistische strooming in de noordelijke helft der Vereenigde-Staten, gewekt door Uncle Tom's cabin, - slechts een echo dier gebeurtenissen moge tot Celebes en de residentie Menado doorgedrongen zijn, hij heeft dien weerklank opgevangen, er zijne sluimerende denkbeelden naar gevormd, er de herinneringen van bewaard en met zich meegebragt uit Indie. Wij zijn geneigd het vreemd te noemen dat bij zijn terugkomen in Holland de gelederen zich niet van zelf voor hem ontsloten hebben, en hij niet terstond, welkom geheeten bondgenoot en mede-aanvoerder, opgenomen is onder de hoofdleiders. Maar in de werkelijkheid gaat dit zoo gemakkelijk niet. De ontvangst welke Sjaalman te Amsterdam ten deel viel leert het. Wie gelijk Multatuli als jongeling zijn vaderland verlaat, en, nadat de dood intusschen ouders en vrienden weggenomen heeft, als licht- en luchteischend man er terugkomt, vindt alle vensterbanken bezet. Ieder der tijdgenooten heeft zijn eigen zaken aan het hoofd, zijne eigen belangen, zijn eigen rechten voor eene zit-of eene staanplaats op de groote markt. Van landgenoot is de huiswaartsgekeerde een vreemdeling geworden. Voerde hij voordeelen in zijne mars, misschien zou men, na die bezigtigd en van hunne echtheid zich vergewist te hebben, hem inhalen; komt hij enkel mededingen, dan sluit men hem uit. De oude broederband is verbroken. Is hij de anderen niet sympathiek, wederkeerig zijn zij het hem evenmin. Zijn horizont heeft zich uitgebreid, vindt hij, de hunne is beperkt gebleven binnen de oude grenzen. Terwijl zij de akademie van wetenschappen bezochten, deed hij het de hoogeschool van het leven. Hij houdt zijn hart voor warmer, zijn blik voor ruimer, zijn oordeel voor juister, zijne kritiek voor scherper. Hij durft meer en vermag meer, beweert hij, omdat hij onafhankelijker is en niemand naar de oogen behoeft te zien. Van die zijde vertegenwoordigt Multatuli in zijn persoon de ge- | |
[pagina 464]
| |
heele telkens aangroeijende zamenleving van Nederlandsch-Indië, in hare betrekking tot de zamenleving in Nederland. Men denkt er bij aan het antagonisme van twee hoogmoeden of twee fierheden. De Nederlanders die Indie niet kennen, of eerst op gevorderden leeftijd en slechts voor een gering aantal jaren zich derwaarts verplaatsten, zullen landgenooten die aan Indie hunne geheele vorming te danken hadden steeds met zekere verwondering aanstaren, en, zoo niet te hunnen aanzien ik weet niet welken argwaan koesteren, dan toch hen op een afstand houden. Er schijnen volgens hen uit Indie slechts twee klassen van personen naar Nederland terug te keeren: op één suikerlord vele honderden schooijers of maatschappelijke schipbreukelingen. In de poëzie der geschiedenis draagt Nederland er roem op voor het vaderland der geuzen te gelden, maar de geuzen der werkelijkheid zijn er niet in aanzien, en al hetgeen uit Indie komt en geen millionair is ligt er eenigzins onder verdenking van geuzerij. Omgekeerd klimt, door het toenemen der landbouwondernemingen op Java en elders in den Archipel, door de gestadige uitbreiding van het korps der burgerlijke indische ambtenaren en der officieren van het indisch leger, ook voortdurend het cijfer der Nederlanders die zich aan de tegenovergestelde miskenning schuldig maken. Dezen, trotsch op hunne indische vorming, beschouwen hunne achter- en bij den haard gebleven landgenooten zooals men op de hoofdplaatsen van Europa en Amerika het kleinstedelingen of bloedverwanten uit de provincie doet. De grootheden tehuis noemen zij dorpsgrootheden; de vernuften van den eersten, vernuften van den tweeden rang. Het moederland lijdt volgens hem aan eene afgodische vereering voor het geld, zamenhangend met bekrompenheid, kleingeestigheid, menschevrees, en allerlei vooroordeelen. Met de oud vaderlandsche deftigheid, en berekening, steken zij den draak. Het evenwigt tusschen beide zienswijzen zal mettertijd zich ongetwijfeld herstellen, en het treffen eener groote nationale ramp, een oorlog, eene overheersching, zou daartoe heilzaam kunnen bijdragen. Doch, ook voor ons toenemen in zelfkennis, zonder meer, is de studie van het verschijnsel alvast nuttig. De geschriften van Multatuli bieden voor één helft dier soort van eigen waarne- | |
[pagina 465]
| |
ming overvloedig gelegenheid aan, en zij danken aan hunne eenzijdigheid te dien aanzien een niet gering deel hunner beteekenis. Wordt vervolgd. Cd. B.H. |
|