Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[12 oktober 1885
| |
[pagina 447]
| |
Multatuli.
| |
[pagina 448]
| |
Er bestond eene reden waarom ik vóór 1868, ondanks zijne uitlandigheid, met Multatuli in betrekking gebleven was. Toen in den zomer van 1866 de pruissisch-oostenrijksche oorlog uitbrak vertoefde hij aan den Rijn, te Keulen en te Koblenz, en ontving ik van hem onverwachts een schrijven waarin hij den wensch te kennen gaf korrespondentie-artikelen te leveren voor de Haarlemsche Courant aan wier redaktie-bureau ik in die jaren verbonden was. Pruissen had Oostenrijk op dat oogenblik nog niet geslagen en buiten het Verbond geworpen. De dag van SadowaGa naar eind1. moest nog aanbreken. De onzekerheid omtrent de dingen die komen zouden deed in de Rijnprovincie eene sterke gisting heerschen. Het was de tijd dat de redaktie der Kölnische Zeitung verhaalde hoe onder hare oogen de pruissische dienstpligtigen met stokslagen de waggons der gereedstaande spoortreinen werden ingedreven om in de rigting van Boheme naar het vermoedelijk hoofdtooneel des oorlogs vervoerd te worden, en hoe barbaarsch de pruissische vrouwen dit vonden. Het scheen mij een gelukkig denkbeeld van Multatuli dat hij van zijne aanwezigheid ter plaatse partij wilde trekken om, uit eigen aanschouwen en op grond van eigen waarnemen, onze landgenooten voor te lichten. Zijn voorstel, onderworpen aan de overweging en de goedkeuring der heeren Johannes Enschedé en Zoonen, werd aangenomen; en met beproefde schranderheid kweet hij zich van zijne taak. Hij mogt noch partij kiezen tusschen Pruissen en Oostenrijk, noch enkel persoonlijke indrukken geven. Het een paste zoomin als het ander in het kader eener hollandsche courant die van oudsher haar buitenlandsch nieuws beschouwd wil hebben als hetgeen de Duitschers Tagesgeschichte noemen: feiten en beoordeeling van feiten, maar eene beoordeeling geput uit de buitenlandsche bladen zelf, en tekstueel of bij uittreksel vervat in de eigen bewoordingen der organen van verschillende rigting. Nooit had Multatuli, tenzij als eerstbeginnend indisch ambtenaar in de bureaux te Batavia, zulk objektief werk bij de hand gehad. Het streed met zijn aard, zijne neigingen, zijn talent. Hij is alleen zichzelf, en in zijne kracht, wanneer hij bij voorkomende gele- | |
[pagina 449]
| |
genheden losbarsten, en of de verontwaardiging of de satire zijne muze worden mag. Maar het duurde niet lang of hij vond voor den ziedenden stoomketel zijner subjektiviteit eene geschikte veiligheidsklep, en schiep den Mainzer-Beobachter. Van al de beschouwingen en berigten uit de Rijnprovincie, door hem aangetroffen in de Kreuz-, de Vossische, de Kölnische-, de Frankfurter-Postzeitung, deed hij trouw verslag. Maar, achtte hij dat die bladen het te zeer bij het verkeerde eind hadden, of gevoelde hij behoefte, als ooggetuige, ook aan andere opvattingen het woord te geven, dan bragt hij den Mainzer-Beobachter zijner vinding in het vuur. Het schaadde aan zijn gezag als korrespondent, zoo men wil, dat niemand in Nederland ooit van den Mainzer-Beobachter had gehoord. Hetgeen hij er kwanswijsGa naar eind2. uit mededeelde zou, hoewel de taal van het gezond verstand, nog meer indruk gemaakt hebben indien de courant een gevestigden naam gehad en jaren lang bestaan had. Aan den anderen kant, en dit hielp, was er evenmin in Nederland iemand die er aan dacht het bestaan van Multatuli's zegsman te loochenen of in twijfel te trekken. De Mainzer-Beobachter: hoe natuurlijk klonk dit in de ooren van het hollandsche publiek! Het was zulk een vloeijende duitsche Zeitungs-naam! Kon men zich niet dadelijk herinneren dien reeds elders aangetroffen te hebben, men ontgaf het zich. Dan wel men verweet zichzelf, niet vroeger gelet te hebben op een duitsch blad dat zulke juiste opmerkingen maakte, zoo geschikt voor de Hollanders. Indien er lezers gevonden worden die mij verdenken Multatuli bij het ter wereld brengen van den Mainzer-Beobachter behulpzaam geweest te zijn, dan protesteert mijne zedigheid. Ik verklap enkel een onschuldig geheimpje, en waag mij aan eene voorspelling. Er zal een tijd komen dat losse nummers der Haarlemsche Courant van 1866, waarin korrespondentie-artikelen van Multatuli voorkomen, opgeld zullen doen. Het portret waarvan ik zooeven sprak was zeer gelijkend, maar had één gebrek. Vervaardigd naar eene overigens fraaije brusselsche fotografie die Multatuli's blonde haren en blonden knevel zwartgemaakt en zijne lichtblaauwe oogen van hun weerschijn | |
[pagina 450]
| |
beroofd had, stelde het - door de schuld van den lithograaf die bij het overbrengen op den steen beide fouten had moeten verhelpen, maar het niet deed - den afgebeelden persoon slechts gedeeltelijk voor. Wie in dien tijd te Amsterdam Multatuli tegenkwam op straat, redenerend met een geestverwant of een tegenstander, gewikkeld in een onderhoud dat hem warm maakte, - of hem als pleitbezorger der Javanen het woord hoorde voeren in het kongres der Association Internationale van 1864, - werd juist in de eerste plaats getroffen door het blond-cendréGa naar eind3. van dien afgevaardigde uit het donkere Oosten, en door het vonken schieten dier germaansche en schijnbaar bleeke oogen. Het eenige goede of althans het beste van het portret - verstout ik mij te beweren - was de nette kleeding. Overal waar Multatuli zich vertoonde maakte hij door zijne schoone gelaatstrekken, zijn tengeren welgemaakten ligchaamsbouw, zijne natuurlijke wellevendheid, den indruk van een gentleman; en de zorg die hij droeg voor zijn toilet was daarmede in overeenstemming. De Sjaalman der fantasie mogt zich toetakelen zoo veel hij wilde, die der werkelijkheid kende te Amsterdam het adres van den besten hoede-, den besten laarze-, den besten handschoen-, en, bij den besten kleedermaker, het aangezigt van den besten coupeur. In het dagelijksch leven vonden mijne huisgenooten en ik Multatuli zeer beminlijk. De jeugd wist hij bezig te houden en te vermaken door haar op de knie te nemen, en met haar zich te verdiepen in uitknipsels en kaartehuisjes. De vrouwen boeide hij door den toon van overtuiging waarop hij paradoxale maatschappelijke stellingen verdedigde. Tijdens zijn verblijf op Sorghvliet, herinner ik mij, was hij vervuld met het denkbeeldig huwelijk van een jongen Hollander en eene jonge Hollandsche zijner keus. Het meisje was niet gevraagd. De jonge man, erg bedeesd, durfde niet. Van eene gewone echtverbintenis kon geen spraak zijn. Maar wat zou dit? Het meisje moest aangemoedigd worden. Zij moest leeren het als hare levenstaak te beschouwen den jongen man te ontbolsteren. Voor zoover ik weet is deze ontbolsteringsproef nooit genomen, of niet genomen op denzelfden persoon. Hetgeen niet verhinderde dat wanneer Multatuli, 's avonds in de huiskamer, bij een kopje | |
[pagina 451]
| |
thee onder de lamp, zulke stokpaarden bereed, men het eene oogenblik genoegelijk lachte, het andere met hem de vleugels van den geest repte, en steeds aan zijne lippen hing. Hiermede is de kleine voorraad mijner persoonlijke heugenissen uitgeput. Niemand betreurt opregter dan ik de geringe strekzaamheid. Wat betreft de verhoudingen van Multatuli tot de nederlandsche wereld in het algemeen, en van de nederlandsche wereld tot Multatuli, ik weet die niet beter te kenschetsen dan door de volgende anekdote. Toen ik een half dozijn jaren geleden met een vermogend landgenoot van leeftijd mij over Multatuli onderhield, en beweerde dat het verzekeren der onafhankelijkheid van een schrijver van dien rang de openbare zaak raakte, toen kreeg ik ten antwoord: ‘Het ligt niet op mijn weg iemands onafhankelijk te helpen verzekeren, alleen omdat hij stijl heeft.’ Multatuli's ongeluk, indien men het zoo noemen wil, - want personen die het kunnen weten zeggen mij dat hij in zijne wiesbadensche afzondering een gelukkig leven leidt, - zijn geluk of zijn ongeluk is geweest Nederlander te zijn en stijl te hebben. Rien ne vit que par le styleGa naar eind4., heeft Sainte-Beuve gezegd; en dit geldt van alle vormen der kunst. Al heeft het woord eene zwevende beteekenis, allen gevoelen wij instinktmatig dat met stijl in de schilder-, stijl in de bouw-, stijl in de beeldhouwkunst, stijl in de muziek, stijl in de letteren, iets van blijvende waarde bedoeld wordt, in onderscheiding van het wuft bestaan der mode. Zeg van de Nederlanders van den tegenwoordigen tijd dat zij weten te leven; dat zij beminlijk zijn, vlijtig, niet overdreven ernstig, niet hinderlijk ligtzinnig; een ieder zal het toegeven. Maar dat zij aan stijl een lid hunner familie verloren hebben,Ga naar eind5. - wie durft het tegenspreken? Multatuli, waar hij op zijn dreef is, bezit die gaaf in zoo hooge mate dat zijne werken in zichzelf, onafhankelijk van de zaak die er in bepleit wordt, eene reden van bestaan hebben, en men hem liefheeft en bewondert ook wanneer men met hem van gevoelen verschilt. (Wordt vervolgd) Cd. B.H. |