Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 430]
| |
N. Ingelh. 19 September 1885 beste Vos, neen ik zelf kan niet wyzen op die aardige overeenstemming - aardig om de ongelyksoortigheid van den oorsprong - al wat ik zeg schynt, zegge is: pro domoGa naar eind1., en dit beneemt er de kracht aan. Ook kan ik niet laten bitterheid in m'n opmerkingen te brengen. In véél dingen heb ik op slecht melken gewezen en overal en altyd werd ik overschreeuwd of doodgezwegen. Ik heb in de dagen van den Thorbecke-waanzin geprotesteerd tegen de bruikbaarheid van z'n kieswet, ik heb aangedrongen op abattoirs buiten de steden, ik heb gewaarschuwd tegen de oorlog met Atjeh, ik heb jaren geleden gezegd dat er kapers waren op de kusten van N. Guinee, ik heb de 2e Kamer 'n onbruikbaar kollegie genoemd, ik heb ('t eerst!) gezegd dat er verrotting was in den staat.- Met al die ikkigheid maakt men geen bruikbaar Spectatorartikel. La Rochefoucauld's uitspraak: ‘l'honnête homme ne se pique de rien’Ga naar eind2. is onjuist, o ja, maar dit neemt niet weg dat het in veel gevallen niet verstandig is voor den dag te komen met het ‘haïssable moi’Ga naar eind3.. Met honnêteté - 't adject. vóór of na 't subst. geplaatst om 't evenGa naar eind4. - herinner u Valette's gegronde terechtwyzing dienaangaande - welnu, noch met ‘braafheid’ noch met ‘fatsoen’ heeft het iets uittestaan dat men zich onthoudt van 'n beroep op verdienste. 't Is eenvoudig 'n zaak van welbegrepen eigenbelang. Ik had u 'n langen brief willen schryven, maar werd gestoord. Die volgt later. Hierby 't boter en melk artikel. In 'n Groninger Courant wordt reeds op de zaak gewezen, ik weet niet door wien. Wat ik van U hoopte was 'n mooi stuk over... zienerschap. Tekst: ‘Jy weet er niet van, je bent maar 'n dichter. Ik houd me by praktyk.’ (Droogst.) Met zoo'n praatje namelyk gooit men my de deur uit als ik beweer iets te weten van taal, politiek - en de rest. Die melk historie is als geknipt om dat onderwerp eens grondig te behandelen. Maar lees de parabel Thugater. 't Klopt zóó dat men haast op | |
[pagina 431]
| |
't idee komen zou dat ik zelf die veehouder was. Ik meende dat het stuk geteekend was - kan ik dat in 'n ander blad gezien hebben? - maar dit is zoo niet. In allen geval weet ik niet wie 't schreef. Misschien las ik den naam in dien Groninger dien ik nu niet vinden kan.- Huet myn leven beschryven? De man weet er niets van. Dit schryf ik aan Holkema die me autogr. & portret vraagt. En hy zou 'n dagboek van my in handen hebben? Hé, tracht eens te weten te komen of hy dit beweert? Daar zou frontGa naar eind5. toe hooren! Maar dit hoort reeds tot het op zich nemen van de taak zelf (hoe dan ook) door hèm. Hy moest verlegen zyn m'n naam te noemen. Uw ‘hy heeft geen gemoed’ is de al te fatsoenlyke uitdrukking voor: ‘hy is 'n gemeen sujet!’ Dàt is myn opinie en ik meen die te kunnen staven.- Hartelyk gegroet Uw vriend Dek.
ik zit in allerlei preoccupaties. Vandaar de slordigheid.- Alles is in alles, alles raakt aan alles: als men sints jaren 'n beetje naar my had blieven te luisteren... zoudt gy u nu zoo niet behoeven te ergeren over dat Museum. Daarover later. |
|