Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 380]
| |
Cl.Ga naar eind1. 21/VI '85 - Beste Dekker. Het deed mij natuurlijk groot genoegen uwe twee brieven van 18 en 19 dezer te ontvangen, vooral na uw lang zwijgen. Met deelneming las ik wat Gij omtrent Ed schrijft; wel heeft hij U veel verdriet gedaan, maar in zulke oogenblikken als hij nu doorleeft ontwaakt het ouderlijk gevoel altijd met kracht. En door gebrek aan geld belet te worden hem te gaan zien, terwijl anderen duizenden wegwerpen aan drank, lekker eten, weddingschappen, fraaie kleêren, enz! Kon ik u helpen! Maar met acht kinderen, waarvan de oudste reeds veel beginnen te kosten, is het elke maand kunst- en vliegwerk om niet in schulden te geraken. Met leedwezen las ik ook dat Gij steeds lijdt aan asthme; ik heb er mijne overledene tante Scheltema jaren aan zien sukkelen, ook mijn vriend de resident Schonck, en kan mij dus uw toestand eenigszins voorstellen. En daarbij het onaangename vooruitzicht uwe lieve woning en de frissche lucht van Nieder-Ing. te moeten verlaten, is op uw leeftijd, vooral na meer dan 25 jaren strijd, toch hard. Ik zal u niet verdrieten met preeken over uw zwijgen als schrijver. Zoo ik ronduit zeg, dat ik uwe beweegredenen niet goedkeur, is het om niet valsch te zijn, want ik kan niet anders tot u spreken dan tot mijn vrouw of tot vrienden, die zich verwijtend uitlaten over de staking uwer Ideën. Maar waartoe te pleiten zoo gij van uw tegenzin zegt: C'est plus fort que moi?Ga naar eind2. Ik betreur 't zeer. Wat mijn geschrijf betreft waarin ge wel belang wilt stellen, misschien zijn mijn kostelooze bijdragen aan enkele bladen slechts de uitwerking der inertie van zich bewegende lichamen. Ik schrijf zooveel om den broode, dat het voeren van de pen een gewoonte wordt. Gij zegt ergens, dat de sterkste drangreden tot spreken en schrijven ijdelheid is. Ook bij mij zal dat onheilig vuur wel op het altaar worden gevonden. Maar ik heb toch ook Indië en de goede | |
[pagina 381]
| |
zaak lief. Zoo ik niet betaald werd, zou ik mij bepalen tot quaesties van billijkheid en gezond verstand, vooral Indische, want in geen enkel vak kan ik optreden als autoriteit, wat kennis betreft. De Indische Opmerker betaalt mij 1200 gld. 's jaars en ik lever hem 75% boven de maat: 28 bl. ad 30 regels, soms 42, elke week, in plaats van 16 bl. Het geschrijf schijnt gewild te zijn. Het Soerabajaasch Handelsbl. o.a. plundert het brutaal. Zijn vroegere redr. ThiemeGa naar eind3. schreef mij, toen ik er medewerker aan was: ‘Zoo'n artikel van KellerGa naar eind4. maakt men onder de thee, maar Gij schrijft over alles.’ Alles! Dat verlangt men. Ik verbaas[?] mij dikwijls over mijn (....) Maar wat zal ik U zeggen? Alleen in Indië heb ik nog weerklank. De oud-resident CasperszGa naar eind5. schreef mij: ‘Men heeft hier de vloekzanger niet vergeten.’ De ass.-rest. v.d. KempGa naar eind6., dien ik nooit gezien had, richtte mij 12 bl. vol sympathie voor mijn art.: Un misérable système d'expl.Ga naar eind7. Nu is hij leeraar en redr., zendt mij zijn Tijdschrift v. Nijverh. en Landb. als ‘hulde’, omdat hij ‘veel van mij houdt.’ Ik vind daar medegevoel, omdat ik party trek tegen het uitzuigende moederland. In De Locomotief, wie ik in hare dirr. v. KesterenGa naar eind8. dikwijls de waarheid zei, deed mij door vd Kemp weten (nl. de redr. Scheltema) dat zij gaarne ‘oorspronkelijke’ (!) artt. van mij over Ind-zaken zou betalen met 20 à 25 gld. Ik begon 15 Mei jl. en vertaalde uw brief aan de Bruss. studenten. Maar in Nederl. verlies ik telkens een blad: den Dageraad (die niet betaalt), de Spectator (3 centen per regel), de Lantaarn (die niet betaalt), Bruinsma's Schoolblad (2 gld. per kolom!!). De menschen zijn bang en inconsequent. Zij vragen mij om ‘kantige’ bijdragen, en als ik aan hun verlangen voldoe, kruipen ze in hun schulp: ‘Ons eerste streven moet toch zijn gelezen te worden.’; ‘men vindt ons reeds te boud’, enz. Maar waarom zich dan tot mij gewend (....) zulk gedrag nog naarder dan de kleinachting van een De Bosch Kemper. Hij althans zal mij niet om ‘kopy’ vragen. (Naar aanleiding waarvan riep hij zoo minachtend: ‘Die Roorda!?’ Was het onlangs? ‘Over een statistiek van voedingsmiddelen?’) Zij kunnen mij niet tegenspreken, want als het kennis of wetenschap geldt, wapen ik mij met autoriteiten. Die citaten zijn dus niet, althans niet uitsluitend, pronk. En als 't de billijkheid betreft, begin ik met te zeggen: ‘Betaal aan Indië de 844 millioen terug, | |
[pagina 382]
| |
die Gij volgens de Waal, Keuchenius enz. schuldig zijt.’ Dus: doodzwijgen. ten Brink, de karakterlooste prof. in het karakterlooze ‘fezoendelijke’ deel van Nederl., noemde mij in het Dagblad ‘den individu R.’, omdat ik zijn Geschiedenis der Revolutie had uitgekleed. Hij had zich beroepen op vorschers als LamartineGa naar eind9.. Jkhr Quarles van UffordGa naar eind10. verklaarde in den Economist, dat de vloekzanger geen vaderlandsliefde kon hebben. Maar reeds te veel over die luî. Gij spreekt over vomeeren. Juist mijn artt. tegen de huichelaars werken bij mij als een braakmiddel. Daarna ben ik schoon, opgewekt. Zoo ik dat alles verkropte, zouden mijn vrouw en kinderen misschien lijden door mijn gebrom. Die artt. zijn veiligheidskleppen, zoodat ik onder hen niet eclateer. - Ik vervolg nu uw brief. Ik wist niet, dat Beets een Rijmbijbel gemaakt had, maar wat moet men klein zijn om in zulk werk behagen te scheppen! Wat volk dat zulk een arbeid betaalt! Kan de vent, die zooveel vrije oogenblikken schijnt te hebben, ze niet nuttiger besteden? Gij zijt in uw oordeel over den geestelyken arbeid uwer vrienden te inschikkelijk. Ik mis oorspronkelijkheid. Alleen mijn Vloekzang zal blijven leven. Van al 't overige is er zeer, zeer weinig dat zich onderscheidt door den vorm. En 't zal dan ook verloren gaan, wat heel goed en verdiend is. Ik bedoel door verloren, dat niemand 't later noemen zal. Maar ik geloof, dat niets verloren gaat. Misschien heb ik menigmalen bij een jeugdigen lezer een billijk denkbeeld of gevoel doen ontwaken, of een industrieel geholpen aan een middel tot het maken van een kleine winst zonder dat een hunner dit erkennen zal. Gelijk ik zeide, de Ind. Opm. betaalt 's jaars f 1200, de Europeesche 3 centen per regel. Mijn zoon geeft 300 gld 's maands, vroeger 350, maar koffi en indigo daalden in prijs, gelijk Gij weet. Die vermindering kwam te onvoorbereid; daarbij geldelijk verlies door het nemen van ontslag, als medewerker aan de Dictionn. de Géographie. Ik had een opstel over Indië gemaakt, waarvan ReclusGa naar eind16. zeî: die arbeid is fr. 1500 waard!’ Ik zond hem op. De domme hoofdredr Rousselet gebruikte geen 6 regels van de 100 bl.; ik kreeg er geen 15 centimes van. Alvorens 't lot van dat art. te kennen, had ik een tweede geschreven (50 bl.) over Java, evenzeer door Reclus geprezen. De hoofdredr wierp 't ook in de mand, bedankte mij voor mijn précieux renseigne- | |
[pagina 383]
| |
mentsGa naar eind11. en verhoogde tevens mijn honorm - met 150%!! Natuurlijk nam ik toen mijn ontslag. Ik had mij veel boeken aangeschaft om aan den eisch te beantwoorden. De correctie van een drukproef kostte mij soms acht uren. Die hoofdredr is schoonzoon van wijlen Hachette. Hij was wantrouwend en deed door verschillende personen hetzelfde art. bewerken. De resultaten waren soms curieus. Rousselet wilde mij een brief vol excuses schrijven, maar Reclus ried het hem af: Il vous répondra plus belle encore!Ga naar eind12. Later werd ik door Schrader verzocht de kaart van Nederland in Hachette's Atlas te verbeteren; ik was hem aanbevolen geworden door Reclus... en Rousselet! En zulke nukkige gekken eclabousseeren verstandige, nijvere werkers met het slijk van hun rijtuig!Ga naar eind13. Bahrdt nooit hooren noemen! (....) Adieu! Ik wensch U van harte alle goeds (....) Als 't schrijven U niet tegenstaat, bericht ons dan iets omtrent Mimi en Woutertje. Zijn die landloopers bij U de vrucht van Bismarck's Staathuishoudkunde? Zijt alle drie hartelijk van ons omhelsd of de hand gedrukt.
Uw vriend Roorda
Ik moet weer broodschrijven voor De Locomotief. Dus ditmaal genoeg. (....) Gij weet, dat Koriaki in 't Russ. het meervoud is van Koriak. Welnu, ik ontving achter elkander 2 artt. (....) logie. Moet dat niet zijn demonologie? Demologie is toch verwant aan demografie, democratie, enz. Hobbel schreef mij, dat Gij tegen 't socialisme en Dom. Nieuwenh. en voor Hobbel en zijn boek waart. Hij zal U wel niet begrepen hebben. Natuurlijk zult Gij wel niet elke socialistische leerstelling en elk woord of daad van D.N. goedkeuren, maar ik vind, dat de socialisten veel goed doen. In 't land van de VletterGa naar eind14. toont D.N. moed. - De deserteur van der HoevenGa naar eind15. is staatsraad geworden. |
|