Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 357]
| |
N. Ingelheim 4 juni 85 beste Vos! Dat is 'n erge tegenvaller! We hadden U zoo hartelyk gaarne hier gehad. Maar wat niet kan, kan niet. Sterk aandringen zou nu onvriendelyk en lastig wezen. Mocht er overigens door een of andere toevalligheid iets veranderen in de omstandigheden die nu uwe komst verhinderen, denk dan gunstig over ons, en vraag niet eerst of 't schikt. (Hm! ‘gunstige verandering in zulke dingen.’ Onlangs hebben we 'n maand geleefd in de meening dat we 1/96 te goed hadden in 'n bestorven boedel van ±1.200.000. Hoe groot die deeler van de breuk ook was, 't zou toch 10 a 12/m bedragen hebben. En zie, 't was Perette's melkpot. De valsche maar kwam NB uit notarieele bron.) Grooten dank voor B. v.d. Br. Ik heb z'n werk nog niet gelezen, omdat ik me niet wel voel. 't Ziet er zeer gediegenGa naar eind1. uit, maar ik weet niet of hy de stukken kende die in 't Saksische archief liggen. Ik zal de zaak aandachtig lezen, en bestel me ook de studie van Dr. Kolligs te Bonn. Die Franck? Nu, ik hadGa naar eind2. dunkt me kans gezien u tot m'n opinie overtehalen, als ge hier gekomen waart. Afgescheiden van oordeel over byzondere afleidingen of meeningen (hy weet niet wat ‘deuvekater’ is. Kent 't woord ‘baas’ geen familie toe. 't Is NB een woord met zeer ryke verwantschap!) Nu, afgescheiden van meeningzaken, vraag ik u of 't woordafleiding mag heten als men zich beroept op 'n mnl.Ga naar eind3. vorm die niet of ternauwernood van 't nu gebruikelyke verschilt? Dat Littré (de ‘groote’) op gelyke wys z'n lezers met 'n kl. in 't riet stuurt, en heel wat meent uitgevoerd te hebben als-i verzekert dat ‘homme’ van ‘homo’ komt, of dat ‘Dieu’ in 't Provs ‘Diou’ heet, weet ik wel. Maar daarvoor is Littré ook 'n franschman. Een Duitsch geleerde behoorde wat meer te leveren.- | |
[pagina 358]
| |
Hierby 't papierken van den heer CoensGa naar eind5. terug, en - dàt komt U vreemd voor - ik heb 't niet gelezen! Ziehier hoe dat in den haak zit. By 't openen van uw br. viel 't my 't eerst in handen, en terstond zag ik aan 'n enkel woord dat het geestverwanterig was, of zoo iets. (Het openen van br. is my altyd iets irriteerends, en zeer dikwyls laat ik Mimi voorproeven. Als ze dan zegt: ‘geestverwant’ lees ik 't gewoonlyk niet. Zonder dus die versjes beter intezien, las ik uw brief. En toen wilde ik - och, die dingen zyn me zoo moeielyk. Ik weet dat onlangs in den Dageraad 'n stuk over my stondGa naar eind8. (dat Mimi me aanprees) maar zulke dingen doen me zéér. Ze steken zoo grellGa naar eind4. af by de aardigheden die HooykaasGa naar eind7. c.s. over my verkoopen, en vooral by 't bestudeerde smoren van m'n naam dat byna overal 't wachtwoord schynt te zyn. (Wat ik me erger by 't lezen van 't kamergeklets kan ik niet uitdrukken. En 't Volk wil dat zoo!) Moet ik nu, door als er iemand opstaat die me niet wil doodzwygen of laten doodzwygen, en die van zyn kant z'n best doet om my - och, 't is zoo moeielyk! En, omgekeerd, als Coens my in de hoogte steekt, kan ik dan 't ‘imprimatur’Ga naar eind6. daarop zetten, zonder den schyn op me te laden van mallen eigenwaan? (Of 't wezen zelfs!) Beste Vos, wees niet boos dat ik Coens' copie ongelezen terug zend. Doe wat gy goedvindt. Ik voel me zeer onwel. Je ziet het wel aan m'n schryven. Hartelyk gegroet. Mies schryft zeker op haar eigen houtje. O, denk nooit dat ik boos ben over niet schryven. Ik weet hoe lastig het is als men zich niet opgewekt voelt. Dag, beste Vos! Uw liefh. Dek. |
|