Volledige werken. Deel 23. Brieven en dokumenten uit de jaren 1884-1886
(1993)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
*toch n paar dagen blyven liggenGa naar eind1. N.I. 23 Januari '84 beste beste hartelyke Lina! Uw EntrüstungGa naar eind2. over myn veranderde stemming begryp ik volkomen. Ik zou precies zóó zyn. Maar ik haast me om U terstond* van de vrees te verlossen dat die verandering in my, zou te wyten zyn aan iets dat van U uitging. O neen, beste meid. De oorzaak daarvan ligt elders! Om 't u duidelyk te maken, - of half duidelyk - och, al zulke analyses zyn zoo moeielyk. Dìt vooraf: aan U ligt het waarachtig niet! | |
[pagina 58]
| |
Ik zal beginnen met 'n triviale gelykenis. Verbeelje, je hebt 'n meid die je dagelyks door allerlei plichtsverzuim ergert. Ze maakt je telkens woedend. Stel nu dat je reden hebt haar nòch wegtejagen noch zelfs te berispen. Welke die redenen zyn, doet nu hier in de parabel niet ter zake. Genoeg dat het schepsel je 't leven zuur maakt, en dat je sedert lang het met moeite verdraagt. De wrevel hoopt zich op, overweldigt je ten-slotte, en zie, in 'n onbewaakt oogenblik breekt je woede los... naar aanleiding van 'n kleinigheid. Zeer lang had je over belangrijke fouten gezwegen, en opeens berst je uit over iets dat - nu ja, 'n verkeerdheid kan genoemd worden maar op zich zelf de verstoordheid niet wettigt. Je neemt dan op logisch en karakterkundig terreinGa naar eind3. 'n ongunstiger standpunt in, dan je op grond van al 't vroegere en van den langen duur der oorzaken van je verstoordheid, toekwam. De meid schynt gelyk te hebben als ze zegt: ‘die mevrouw lykt wel gek... zóo boos te worden over zoo'n kleinigheid!’ En oppervlakkige beschouwers (d.i. de overgroote meerderheid!) zyn van háár gevoelen. De aanleiding tot je uitbersting wordt behandeld als oorzaak, en als zóódanig voldoet ze niet. Weinigen weten daarin nog iets ànders dan oorzaak te vinden, namelyk: gegronde reden. (de begrippen: aanleiding, oorzaak en reden worden byna overal verward)- Ik beweer sedert zeer lang gegronde reden tot bitterheid te hebben. Dit veroorzaakte (ook reeds sedert lang!) opgekropten wrevel. De uiting daarvan (rechtstreeks of door bemiddeling van vrienden, om 't even!) nu, naar aanleiding van dat au fond onbeduidende boekje, brengt my in de ongunstige positie van die mevrouw vis-à-vis haar meid. ‘Gegronde reden tot bitterheid.’ Die zyn velen. Dagelyks worden ze my volop gegeven. (Meen niet dat ik hier 't woord ‘dagelyks’ gebruik by wyze van spreken. Neen, ik neem dit woord in striktletterlyke zin. Hiervan zou ik u overtuigen als ge elken dag by me waart, terwyl ik de couranten of tydschriften lees of... doorloop. Bedenk dat daartoe ook indische couranten behooren, van welker inhoud de nederlandsche zich wel wachten 'n zuiver verslag te geven! Maar 't is nu m'n doel niet m'n bitterheid te rechtvaardigen - wat niet moeielyk wezen zou, maar wel lankdradig en omslachtig, daar de stof wat al te ryk is - ik wil slechts aantoonen hoe ze op 'n slecht gekozen oogenblik en naar aanleiding eener min | |
[pagina 59]
| |
gewichtige oorzaak dreigde uittebersten.) Bitter gestemd dan sedert lang! En zie, daar sterft van Vloten. De man was algemeen gehaat (il y avait de quoi!)Ga naar eind4. en ook als letterkundige was 't onmogelyk hem hoog te stellen. (Ja, onmogelyk!) Z'n ‘bagage littéraire’ bestaat voor 7/8 uit herkauwen der werken van anderen met zoogenaamd-wetenschappelyke noten - te onbeduidend meestal om alleen te staan, waarvan straks een voorbeeld) uit: schelden tegen andersdenkenden (en hierin zelfs is hy zeer eentonig, waaruit blykt dat hy 't verschil tusschen schelden en kwalificeeren niet kent. Ik heb ergens in m'n Ideën op dat onderscheid gewezen) uit: viezigheden waaraan hij te-vergeefs tracht litterarisch gewicht by te zetten (zie de liederlyke - en kwajongensachtig-laffe!) versjes van Bilderdyk die hy uitgaf (‘Galante Dichtluimen’ god betert!) uit: nietigheden (zooals de ‘baker- en kinderrympjes’ de Vondel-almanak (citaten uit dien ‘dichter’ waarvan de toepasselykheid 'n mysterie is!) uit: vertalingen die hy uitgaf voor eigen werk (Zie z'n boek over de Aesthetica. Toen 't hem onder den neus werd gewreven, schold hy z'n aanvaller uit voor 'n stommeling die geen verschil kende tusschen ‘vertalen’ en ‘omwerken’. Hy had N.B. geheele bladzyden eenvoudig vertaald) en dit alles in 'n hollandsch en in 'n styl dat en die onmogelyk ter goeder trouw kan genoemd worden. Ik zeg daar niet: ‘ik vind z'n taal en styl slecht’ (schoon dit in de hoogste maat het geval is) neen, ik beweer dat ‘men’ onmogelyk met 'smans schryvery kan ingenomen zyn, zoodat dan ook z'n z.g.n. ‘Werken’ byna allen kort na de verschyning au rabaisGa naar eind5. by Bolle of KosterGa naar eind23. te krygen waren. Maar niet hieruit alleen zou ik m'n stelling bewyzen. 't Kon immers zyn dat het koopend Publiek 'n verkeerden smaak had. Uit den aard van z'n geschryf zelf blykt dat het onmogelyk bevallen kon. Op elke blz. vind ik passages waarin gewrongenheid, gebrek aan taalbeheersing, onbeholpenheid, duisterheid en jacht op onsmakelyke vreemdheid, met de obligate KraftausdrückeGa naar eind6. (zegge: scheldwoorden) om den voorrang stryden. De betrekkelyke opgang die hy maakte werd veroorzaakt door den lust om hem weer eens te hooren schelden. Door niets anders! Zoodra dááraan voldaan was, werd z'n geschryf onverkoopbaar. | |
[pagina 60]
| |
(De bekende manier van lettermannen om 'n Uitgever dikke bladen ‘kopie’ in de hand te stoppen, het leven van dezen of genen schryver met ‘Noten’ is 't pis-allerGa naar eind7. dergenen die door hun doctoraat of professerschap gedwongen iets te leveren, geen kans zien dat iets zelf te maken. Hoe die ‘Noten’ zyn, schynt er weinig toe te doen. Zie ook daarover iets in m'n Ideën over zekeren SchrantGa naar eind8. - 'n professer, natuurlyk! - die zich verdiept in de vraag of zekere steen (in 't paradys, geloof ik) 'n Onyx was of 'n Sardonix of... wat ànders! Nietiger kan 't niet, meent ge? Ei toch! By de behandeling (?) van zeker kinderliedje waarin iets voorkomt alsGa naar eind9.: ‘Jantje moet naar z'n bedje gaan’ doceert de geleerde Dr. V. Vloten in 'n ‘Noot’ dat men den naam ‘Jantje’ moet veranderen in Pietje of Keesje als 't kind Pieter of Cornelis heet. En als 't 'n meisje is behoort men te zeggen: ‘haar’ bedje. (Dit laatste van xGa naar eind10. af is niet letterlyk, maar wat den zin van m'n aanmerking aangaat, wèl waar. Ik heb geen lust het optezoeken. Voor de strekking - d.i. de kenschetsing van 't belang dier ‘Noten’ sta ik in.)- Nu sprak ik nog niet eens van de oneerlykheid waarmee hy telkens te werk ging. Tegen BurgersdykGa naar eind11., tegen Modderman (Mosselman?Ga naar eind12. Ik bedoel den dominee op wiens naam hy 'n gefingeerden brief in de wereld zond.) Tegen my dien hy geheel iets anders deed zeggen dan ik gezegd hàd. (Zie daarover Loffelt's brochureGa naar eind13..) Ook niet over de schelmachtige manier waarop hy zich indrong by m'n arme vrouw, haar zeggende dat hy m'n ‘byzondere vriend’ was! De stumpert geloofde hem. En nog méér houd ik nu achter omdat het me nu voornamelyk te doen is, te betoogen: dat men onmogelyk hoog kan loopen met V. Vloten als schryver. Tòch doet men dit nu, d.i. dit geeft men voor. Waartoe? Wel, om my te grieven. Aardig dat die opzet blykt uit de manier waaròp ze hem pryzen. Herhaaldelyk las ik, na opsomming zyner verdiensten als schryver dat hy ‘vooral’ roem behaald had als auteur van de brochure: ‘Onkruid onder de tarwe.’ Dit ‘vooral’ verraadt den toeleg. Want zie, neem eens aan dat de inhoud van dat boekje (ik las er slechts 'n brokje van) pryzenswaardig en dus waarheidlievend is, dan nog kan 't niemand in den kop komen het te verheffen als | |
[pagina 61]
| |
litterarisch produkt. Dat men dit tòch tracht te doen, is om zydelings party te trekken tegen my, of zelfs rechtstreeks. Dit doet byv. dezelfde Jan ten Brink die me ignoreerde by z'n overzicht der letterkundery sedert 50 jaren. Hy noemt die brochure, - wacht, nu citeer ik letterlyk: ‘Ook de Geschiedenis der letteren.’
wat voorafging, heette die Letteren zelf te betreffen.
...ook de geschiedenis der letteren beoefende hy met vrucht, en groote scherpzinnigheid. Zyne ‘Bloemlezingen’ zyn schier niet te tellen, ...Jawel! ‘Galante Dichtluimen’, ‘Baker- en kinderrymen.’ Onsamenhangende citaten uit Vondel. Onbegrypelyke brokstukken uit ‘oudhollandsche Kluchtspelen, dikwijls even vies als die smeerige “poezie” van Bilderdyk. Alles met “Noten” natuurlyk! ...zyn “Onkruid onder de Tarwe” blyft een bewys van een schrander en gezond oordeel als maar zelden door onze tydgenooten wordt gegeven.’ Natuurlyk! In dat vod word ik uitgescholden. 't Is dus - NB. op het gebied van de ‘geschiedenis der letteren’ 'n ‘bewys’ van 'n weinig geevenaard ‘schrander en gezond oordeel.’- Huet, die z'n goede redenen heeft om 'n weinigje voorzichtiger te zyn - (althans me dunkt hy moet vreezen dat ik hem eens onder handen neem. Tot nog toe liet ik het om byredenen. Even zoo liet ik om byredenen V. Vloten met rust) nu Huet is minder expressief maar voor wie lezen kan, even duidelijk.
25 Januari Hier brak ik eergister af om in bergen druks dat stuk van Huet optezoeken. Dat bladeren in 't geschryf der laatste weken ‘breekt’ me. By al wat me dan onder de oogen komt, voel ik den grief over m'n mislukt pogen, over den schipbreuk van m'n leven! Letterkunde, moraal, toestand der maatschappy, de indische zaken - alles herinnert my aan Havelaar's échec! Ik weet wat ik wilde, ik weet en ondervind hoe bitter in alle opzichten m'n teleurstelling was. Op heel ànder gebied dan onnozele belletrie (kinderwerk eigenlyk!) spelen ten Brinkjes - en erger soort! - de | |
[pagina 62]
| |
baas. Vandaar dat het zoeken naar Huet's geschryf over V. Vloten, me twee volle dagen gekost heeft! En - juist dóór dat zoeken werd ik bevestigd in m'n oordeel over 't verkeerde om zoo veel werk te maken van dat nietige vlaamsche boekje. Waarachtig, er zyn wel àndere dingen, die my roepen tot forsch optreden! Maar dit kan ik niet. Ik zou me belachelyk maken! 't Zou wezen: ‘cacatou en colère!’Ga naar eind14. Zeker, zeker, iemand die na ruim 40 jaren gewurm... (in '42 bakende ik my den weg af dien ik had inteslaan om iets wezenlyks-goed tot stand te brengen) ...na aan z'n levensdoel alles ten offer te hebben gebracht wat 'n mensch offeren kàn, na daartoe middelen te hebben aangewend die au fond geheel strydig waren met z'n karakter... (ik heb 'n hekel aan schryvery, aan frazenleverantie!) ...na geslaagd te zyn in 't maken van den in dat ‘vak’ vereischten opgang, na sedert jaren - en nòg! - overstroomd te worden, tot walgens toe, met betuigingen van sympathie, aanhankelykheid, geestverwantschap &c... ...na van tegenstanders - hier in 't byzonder: clericalen, P.G. & RC - vereerd te zyn geworden met de vervloeking over 't ‘onttronen’ van hun God. (Excusez du peu!)Ga naar eind15.... Iemand die, na dat alles, door die duizenden geestverwanten in den lande wordt waardig gekeurd gepensionneerd te worden als 'n adjunct-kommies van de accynzen... Kyk, zoo-iemand moet z'n mond houden! Wie m'n bittere klacht over den uitslag van dat ‘Huldeblyk’ opvat als 'n blyk van hebzucht, egoisme of zoo iets, kent de verhoudingen niet, en heeft nooit iets van my begrepen. Voor my eisch ik niets. Als ik om myn belang iets gaf, had ik eenvoudig de carrière kunnen volgen die zich voor my opende. Dan ware ik reeds lang minister geweest. (Vóór m'n tydgenooten De WaalGa naar eind16., WaandersGa naar eind17., Van ReesGa naar eind18. zeker, die, 'n dertig jaar geleden, zeker niet droomden dat zy de hoogste posten van den maatschappelyken ladder zouden bereikt hebben, terwyl men my goed genoeg keurt om vertellinkjes te schryven!) En ook nà de Havelaar-episode! Als ik myn belang in 't oog had willen houden, behoefde ik slechts gehoor te geven aan de voorstellen der indische fortuinmakers. Voor de zgnn vryarbeiders is m'n pen millioenen waard. Juist tégen hen, juist vóór | |
[pagina 63]
| |
de Regeering die my sedert 28 jaren miskent, heb ik party getrokken. Uit eigenbaat klaag ik dus niet. Maar 't bedroeft me dat al die ‘geestverwanten’ òf niet inzagen dat ik in 'n positie moest gebracht worden die eenigen klem byzette aan m'n woorden, òf de daartoe noodige stemming misten. Ik ben nu met stomheid geslagen, daar ik weet dat de velen die ik moet aantasten zich verkneuteren over de wanverhouding van myn toon en de middelen waarover ik te beschikken heb. Dat ‘Huldeblyk’ is 'n waar certificaat van zwakte. M'n tegenstanders hebben volkomen gelyk als ze my uitlachen. Ik had iets te doen, iets tot stand te brengen, iets wezenlyks! Om dáártoe te geraken offerde ik sedert 40 jaren alles op wat my voorkwam byzaak te zyn. Voelt ge hoe grievend het is, tenslotte zich zóó teleur gesteld te zien? Schryven is omslachtig, lankdradig en vervelend. Meen niet dat ik in deze paar blaadjes U volkomen op de hoogte bracht van m'n deceptie. O neen! Maar ik zeide U toch genoeg - in-verband nu met de gelykenis van die ondeugende meid, waarmee ik aanving) om U te doen begrypen hoe ik verstoord over 't tendentieus ophemelen van dien V. Vloten, voor 'n oogenblik was ingenomen met dat vlaamsche boekje. Noch dat boekje, noch de heele V. Vloten zyn me by nader inzien den last der bemoeienis waard. Ik was, in der tyd byna boos op Loffelt, en later op V. Andel, over hun beantwoording van zyn aanvallen. 't Stuitte my, ook door hen die beweerden my te verdedigen in 't aspect te worden gebracht van iemand dien 't om 'n wedstryd met dien armzaligen boekmaker te doen was. Zy verhoogden de proporties der zaak - juist wat hy begeerde! De brochure van V.Vl. is een van de weinige nummers onder z'n menigvuldig geschryf, dat niet by Bolle & Koster is aangeland. ‘Vooral’ dàt werk maakte opgang, zeggen z'n levensbeschryvers. O ja, en zelfs dat werk alleen, zeg ik er by. Ik moest dienen om hem te helpen aan 'n soort van populariteit die hy anders volstrekt niet had! Integendeel! Maar, nog eens, niet dàt zaakje ligt by my boven op. By 't naslaan der couranten waarin ik Huet's stuk zocht was ik wel genoodzaakt weer allerlei àndere dingen onder de oogen te krygen, die - maar basta nu dáárvan! M'n brief heeft alleen de strekking u de verdrietige meening te ontnemen, dat gy oorzaak wezen zoude | |
[pagina 64]
| |
van m'n veranderde stemming. Weer verzoek ik U in uw handelingen omtrent dat boekje zeer terug houdend en laxe te zyn. 't Zou anders wel den schyn krygen alsof ik zoo verlegen was om 'n beetje toejuiching van 'n (onbekenden) belgischen schryver. Misschien is hy 'n zeer jong mensch, wiens bondgenootschap aan onbesuisde jeugd kan worden toegeschreven en dat me dus meer verzwakken dan versterken zou. (In zekere vergadering over: ‘Onderwys zeide Savornin LomanGa naar eind19. dat myn werken alleen daarom opgang maakten omdat ze zoo oppervlakkig waren. Ook werden ze slechts gelezen door zeer jonge onervaren menschen. Ik betwyfel zeer of Loman, buiten den ‘mooien’ Havelaar iets van my gelezen heeft? Hy is 'n man van den ‘Heere Jezus Christus, en dien gekruist.’)- De benoeming van V. ReesGa naar eind18. tot G.G. geeft me veel te denken. Zeer weinigen in Nederland weten wat die benoeming beduidt, of liever wat daarvan de gevolgen kunnen zyn. Als ge nu hier waart, en ik kon met U spreken, zoudt ge vreemd ophooren. Ja, en dàn vooral zoudt ge vatten waarom de uitslag van dat ‘Huldeblyk’ van zoo treurige beteekenis voor my is. In dien zin zyn de 80 onderteekenaren der circulaire, zy die 't gedoogden dat hun voorstel zoo ‘bescheiden’ afliep, onschuldig, dat ze niet wisten wat ze deden. Maar... ook 't negatieve ‘niet-weten’ is in zekere verhoudingen ongeoorloofd. Ze traden toch op den voorgrond alsof ze iets van me wisten, niet waar? En nog iets. Geen enkel persoon behoeft zich m'n bitteren grief aan te trekken. Ik spreek van de 80 onderteekenaars met hun allen, en kan daaruit weer betoogen hoe ydel, hoe onvertrouwbaar - en helaas, hoe ontoerekenbaar! - altyd ‘leden eener commissie’ zyn. Zie daarover Idee 9.Ga naar eind20. Juist die neiging tot ‘vergaderen’ &c, het vernietigen der individuen, 't nivelleeren van hart, verstand en vernuft is 't kenmerk (en de oorzaak) van 't verkeerde dat onze maatschappy aankleeft. 't Is opmerkelyk dunkt me, dat m'n Ideën aanvangen met bestryding der collectiviteit!- Nu, beste meid, ziedaar 'n langen brief. Meen niet dat daarin alles staat wat ik in-zake bitterheid op 't hart heb. Waartoe nòg uitvoeriger te zyn? 't Is al wèl zoo! Deel onzen besten De Wolff dit schryven mede. Hy weet dan iets van m'n stemming, en zal later | |
[pagina 65]
| |
'n enkel woordje begrypen of zelfs... m'n zwygen! Ik houd niet van wrevel, van kwaad humeur van ontevredenheid, waarachtig niet! Steeds heb ik lust vroolyk te wezen, en 't grieft me zoo den schyn op me te laden van 'n zwartkyker. Waar ik klaag (d.i. my beklaag) doe ik dit myns ondanks, en niet uit zwartgalligheid of pessimisme.- Zend vooral geen bokking meer, beste Lina. Ze smaakten me best, maar ik wil nu wat halt houden. Anders eet ik ze tegen! Wees van ons drietjes hartelyk gegroet, ook vooral Genesis, Numeri en DeuteronomiumGa naar eind21.. Dag kinderen Dek
We krygen van 't jaar 'n Kamer-ontbinding.Ga naar eind22. Onthoud dit eens. |
|