klassen, tegen de bourgeoisie die over het geld en daarmede over alles regeert. Iemand als gij, die bij eigen ervaring zulk een strijd kent, die zoo naar waarheid u Multatuli kunt noemen, gij moet noodzakelijk gevoelen wat dit zeggen wil en daarin deelen. Te weten dat gij daarin deelt, is reeds voor mij een bemoediging en waar ik overtuigd ben waardeering te vinden bij u, daar zou niets mij aangenamer zijn dan u ons weekblad weer te mogen toezenden. Ook heeft het mij verbazend gespeten, dat ik de laatste maal het voorrecht moest missen u te zien en te spreken, ik had u zoo graag ontmoet, zoo graag de hand gedrukt, maar mislukte het toen, misschien ben ik later gelukkiger. Ja mocht het voorkomen, dat gij hier kwaamt, mijn huis staat evenals mijn hart voor u open en niet alleen voor u, ook voor uwe vrouw natuurlijk evenzeer. Hoe zouden wij ons verheugen u aan onzen disch te mogen zien en met u te spreken over zooveel wat ons na aan 't hart ligt. Ik weet wel, dat gij hier vele vrienden hebt, maar hoe weinigen staan daar gereed, om hun kracht, hun tijd, hun moeite te geven aan de algemeene belangen! Zij gevoelen zich aangetrokken tot u, maar zij zijn niet opgewekt om even moedig den strijd aan te gorden tegen zooveel, waartegen gij onverdroten uwe pijlen hebt gericht. Ook ik behoor tot degenen, die gaarne erkennen veel aan u te danken te hebben, vooral de behoefte om steeds te trachten een goede bepaling van de dingen te geven, om steeds meer der waarheid te naderen. Wel heb ik daardoor mijn betrekking moeten opgeven, maar geen oogenblik heb ik mij berouwd over dien stap, al kreeg ik daardoor meer zorgen. En bij al wat men missen moet, is één ding een vergoeding die alles overtreft, nl. de bewustheid naar zijn beste weten gestreefd te hebben naar datgeen wat men voor goed hield. Toen ik voor de eerste maal preekte, handelde ik over den bekenden tekst: wat niet uit 't geloof, (de overtuiging dat het goed is)
geschiedt, dat is zonde en nog steeds laat ik mij leiden door dat beginsel.
Nu had ik nog een verzoek. Ik ben graag omringd door mijne vrienden, aan wien ik verplichtingen heb, zoodat ik hen rondom mij zie in mijn kamer, welnu onder dezen rangschik ik ook u en daarom zou ik gaarne een portret van u hebben, eenigszins groot om het op te kunnen hangen. Gij kunt zeggen: ze zijn te koop, maar ziet, juist het ontvangen van een portret uit de hand van den