Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 511]
| |
Het jaar 1883 | |
[pagina 513]
| |
De eerste maanden van het nieuwe jaar houdt Dekker zich aan de, door dokter H. de Vries voorgeschreven arsenicum-kuur; tot zijn eigen verbazing laat hij zich voor 't eerst van zijn leven ‘medicineeren’ (11 januari aan Vosmaer). Maar in april maakt hij De Vries al in voorzichtige termen duidelijk dat de kuur in zijn geval niet aanslaat. Mimi schrijft op 8 april aan haar Brusselse vriendin, mevrouw Bremer-Snelleman, een aandoenlijke brief over Multatuli's ziektebeeld. Pas in juni wordt het pillen slikken definitief gestaakt. Dokter de Vries konkludeert dan met onverbiddelijke medische logika dat het verloop van de kuur bewijst dat... de kwaal geen astma geweest kan zijn. Hij komt daartoe opnieuw naar Ingelheim en zal tot Multatuli's dood in februari 1887 huisvriend en -dokter blijven. Het huiselijk leven in Nieder-Ingelheim is na de emoties van het Huldeblijk tot rust gekomen; nog eenmaal (op 4 februari) geeft Multatuli Korteweg zijn afsluitend oordeel over de aktie: ‘'t Is bitter ondankbaar te schynen als men zich teleurgesteld, miskend, ja mishandeld voelt.’ Een mogelijke nasleep van de Huldeblijk-episode is de merkwaardige kwestie-Rouffaer. Op 11 april ontvangt Multatuli een brief uit Rome waarin een enthousiaste volgeling - goed op de hoogte van Dekkers precaire financiële situatie - hem een derde van zijn vaders erfdeel (10.000 gulden) in het vooruitzicht stelt. Waarschijnlijk wijst Multatuli het aanbod meteen van de hand (in een brief aan Lina de Haas van juli 1883 maakt hij daar gewag van); in een volgende brief van Rouffaer is in elk geval geen sprake meer van het toegezegde kapitaal. Wel krijgt Dekker via hem kontakt met een andere student in Rome, de jezuïet A. van Daehne, die zich een groot bewonderaar van Multatuli betoont en zich in de komende jaren voor diens zieleheil zal inzetten. De geldelijke situatie blijft intussen ondoorzichtig. Als Multatuli | |
[pagina 514]
| |
het huis zou verkopen, vreest hij - op 10 juli - als gevolg van de hypotheek een negatief saldo over te houden. Niettemin smeedt het echtpaar het hele jaar door plannen om (naar Nederland!) te verhuizen. Het huis te Ingelheim wordt - mét de bedienden - volgens Mimi te duur: ‘de belasting is verachtvoudigd’ (11 september). Eind januari overlijdt mevrouw Von Gugel, de moeder van Wouter Bernhold. Dadelijk opent Dekker de jacht op diens moederlijk erfdeel, ook al verzekert hij de vader dat Wouter zulks niet nodig heeft ‘om onze lieveling te zijn’. En inderdaad blijft de jongen Multatuli's oogappel, ook al maakt de pleegvader zich soms zorgen over Wouters leugenachtigheid; het zijn de bittere ervaringen met Edu die hem daar extra gevoelig voor maken. De brief waarin dit punt wordt aangeroerd (6 mei 1883 aan mevrouw De Haas) is overigens een rijke bron van roerende anekdotes over het gedrag en de opvattingen van de nu zevenjarige pleegzoon. Deze is nog steeds niet ingelicht over zijn afkomst; Multatuli ziet er zeer tegenop hem de waarheid te vertellen, al geeft hij toe dat het moet gebeuren, eer de jongen het van anderen te horen krijgt. Maar in oktober vindt Mimi de geschikte gelegenheid om erover te praten, als Wouter zelf naar de feiten rond zijn geboorte informeert. Gelukkig blijkt hij er dan (spontaan?) trots op te zijn dat hij ‘een kind by keuze’ is, zoals Multatuli het formuleert. In juli verkoopt Mimi voor het eerst ‘eenige kippetjes’ en speelt dan met de gedachte haar ‘kippebroeiery’ winstgevend te maken, maar Dek zou daar alleen voor voelen als het zonder risiko veel geld opbracht. Zeer karakteristiek noteert Mimi: ‘Hy vat alles groot en sterk aan.’ Ook Multatuli zelf getuigt van een verrassend scherp inzicht in zijn eigen drijfveren als hij (op 26 oktober) aan Funke schrijft dat hij ‘by treurige ervaring’ zijn eigen fouten kent: ‘Heel dikwyls kiest men 't meer moeielyke omdat men in 't eenvoudig-gemakkelyke geen zin heeft’. Zou hij dit oordeel ook op de Lebakzaak van toepassing achten? Op tal van manieren zien we Multatuli's medestanders in deze periode bezig diens blazoen schoon te wassen. Brooshooft, de hoofdredakteur van de Soerabaya Courant, publiceerde al op 12 mei 1882 een prachtige verdediging op materialistische grondslag van de tegenstrijdigheden in Multatuli's levensgeschiedenis | |
[pagina 515]
| |
en op 29 mei van dit jaar verschijnt een uitvoerige brochure van H.M. van Andel waarin Multatuli wordt verdedigd tegen de aanvallen van Van Vloten; overigens tot geringe voldoening van Dekker zelf: de standpunten van zijn grootste bestrijder worden immers in deze brochure veel breder uitgemeten dan hem aangenaam is. Zoals gewoonlijk heeft Dekker in de zomermaanden minder last van zijn astma, maar daar staat dan weer wat kiespijn tegenover. ‘De Heer wil niet dat men hem vergeet’ is Multatuli's kommentaar. Voor tal van logeerpartijen worden ook deze zomer plannen gesmeed. Allard en Chris Merens (een zuster van Mimi) worden uitgenodigd, evenals Haspels en de Bremers. In februari hebben broer Albert en Lien de Haas in Ingelheim gelogeerd, gevolgd door Carel Vosmaer (met vrouw en dochter) op 22 en 23 april, waar diens dagboekfragmenten en prachtige tekeningen aan herinneren. In de zomer komt de kleine Lientje de Haas meer dan een maand logeren; in dezelfde tijd is ook H.C. Muller, de voorzitter van de Dageraad, een dag op bezoek. Eind september - één dag - en de hele maand oktober bivakkeert Zürcher met zijn zuster bij Multatuli; hij is zijn huis en huwelijk ontvlucht, omdat zijn vrouw de waarheid omtrent een buitenechtelijke relatie te weten is gekomen. Zürcher is - vol romantisch zelfverwijt - van plan afstand te doen van iedere aanspraak op het fortuin van zijn echtgenote, mits zij hem de middelen verschaft om een universitaire studie te voltooien, waarna hij in zijn eigen onderhoud hoopt te kunnen voorzien. Multatuli leest hem in een brief van 16 november ongenadig de les. Een veeg teken is dat Multatuli ‘de Hazen’ te Rotterdam verzoekt geen kranten meer te sturen, want ‘lezen maakt lui’ en dat is wel het laatste wat deze zomer van pas komt; immers wat Multatuli al enkele maanden vreesde, wordt op 23 juli bewaarheid: er komt een ‘maanbrief’ van direkteur Robbers van de uitgeverij Elsevier, de vooruit betaalde kopij dient opgeleverd te worden. Enkele weken lang is de schrijver duidelijk aangeslagen; hij zegt de logeerpartij van de Bremers af en schrijft in juli en augustus uitvoerige brieven met rijke inhoud - een kenmerkende reaktie voor een auteur die ieder motief aangrijpt om maar geen ‘vertellinkjes voor Publiek’ te hoeven produceren. | |
[pagina 516]
| |
Toch zou bijna een achtste bundel Ideeën te putten zijn uit de mooiste brieven van dit jaar, zoals die van 10 juli aan de familie De Haas, waarin Multatuli uitweidt over de ‘moed om aftewyken van akademisch geykte meeningen’, met name inzake homosexualiteit; of de brief uit dezelfde tijd aan Kallenberg van den Bosch om hem te troosten met het feit dat hij bij verkiezingen voor de Tweede Kamer in zijn distrikt verslagen is door zijn katholieke tegenstander. Op 7 en 11 augustus schrijft Multatuli zelfs een hele stroom brieven, waarvan niet minder dan zes - uitvoerige - bewaard zijn gebleven. Op 26 en 28 oktober wisselen Dekker en Funke roerende brieven waarin zij de balans opmaken van de positieve herinneringen die zij beiden bewaren aan de lange jaren van intense samenwerking. Het lijkt of zij er rekening mee houden dat het hun laatste kontakt zou kunnen zijn. Zo zijn er meer signalen in dit weinig bewogen jaar die er op wijzen dat Multatuli een spoedig einde verwacht. HvdB. |
|