Volledige werken. Deel 22. Brieven en dokumenten uit de jaren 1882-1883
(1991)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd[24 december 1882
| |
[pagina 504]
| |
Publiek me begrypt, of erger nog dat men zich verlieft op dingen die ik afkeur, en te velde trekt tegen wat ik aanbeveel. Menige waarheid houd ik voor me om haar geen schade te doen. Langendijk's Miester Jochem zeide: Wyl ick prys zellen alle boeren met me pryzen’ Gelukkige Miester Jochem! Als ik iemand aanklaag, maken de boeren hem minister of zoo-iets. Cohen Stuart werd honoris causa Dr in de letteren, kort nadat hy my in 'n brochure had uitgescholden, en Alberdingk Thym professor in de schoonheidsleer, nadat hy m'n ‘Vorstenschool’ had genoemd: ‘eene kakografie van begin tot eind.’ (Zie zyn by Langenhuyzen te Amsterdam verschenen overdruk uit de Dietsche warande: ‘een mislukt drama.’) Lieve god, als ik zeg dat de boekjes van Leopold niet deugen, krygt de man 'n aanstelling tot... nu ja, er zal dan 'n werkkring voor hem in't leven geroepen worden. Dat hebben ze voor dien Alb. Thym ook gedaan. Ik ben waarlyk verbaasd dat ge myn oordeel inroept. Heeft ooit iemand notitie genomen van m'n oordeel over de indische toestanden? Over den eminènnnnten Thorbecke, wiens 48 sche grondwet nu algemeen voor 'n prul wordt gehouden? Over den verrotten toestand in den Haag? (Zie de thans aan de orde zynde tinmillioenen diefstal!) Over... over... over... och, ik kan honderd bewyzen aanvoeren dat myn hulp schadelyk werkt, en bepaal me tot dit ééne nog: heeft m'n waarschuwing van September 1872 't minste gevolg gehad? Toen was het nog tyd geweest den zotten, den baldadigen, den noodlottigen oorlog met Atjeh te voorkomen. In-plaats daarvan werd de vuilik die Nederland opofferde aan z'n persoonlyk belang, geeerd, gesteund, verontschuldigd - neen, dàt was niet eens noodig naar 't schynt. Men beschuldigt hem zelfs niet! Myn aanklacht is voldoende om iemand die in het tuchthuis verdiende te zitten - nu toch eenmaal de doodstraf afgeschaft is - te verheffen tot het hoogste wat op de nederlandsche kermis der ydelheid te bereiken valt. Ons volk is in den hoogsten graad onzedelyk en - komiektreurig! - wie daarop vermanend en bestraffend wyst, zooals ik sedert jaren deed, wordt... uitgemaakt voor 'n slecht mensch. De taktiek is doeltreffend, dit is my gebleken, en ik verwonder me daarover niet. Maar wel verbaast en bedroeft het my dat ze by de | |
[pagina 505]
| |
weinigen die niet meedoen aan de algemeen heerschende schelmery, zoo weinig tegenspraak uitlokt, d.i. in 't Pubiek. In partikuliere brieven word ik overstroomd met betuigingen van sympathie. Ik weet geen raad met al de geestverwantschap. In 't openbaar echter schyn ik alleen te staan. Het my onlangs aangeboden ‘Huldeblyk’ is 'n ware bespotting gebleken, en ik zou 't dan ook zeker hebben afgewezen, ware het niet dat het me griefde de weinige inderdaad welmeenenden voor 't hoofd te stooten.- Myn oordeel over uw stryd tegen Leopold's taal- styl- & uitdrukkingsfouten? Wel, sedert 25 jaren wacht ik op uw oordeel over 't ongestraft vermoorden van m'n voorganger te Lebak, en dit om slechts één ding te noemen van de honderde onderwerpen die ik ter tafel bracht! My zwygt men dood, d.i. de zaken waarvoor ik optrad, want m'n persoon mag genoemd worden al is 't dan ook maar om ze tot onderwerp van kwajongensachtigen laster te maken, waarom zou ik nu party gaan trekken inGa naar eind2. kwestien van ondergeschikt belang? Zeker, zeker, de boekjes van Leopold deugen niet - al zyn ze niet veel erger dan verreweg de meeste andere schryvery waarop krantenredakteuren, geleerden (!) professors en ministers 't volk onthalen! - maar wat zou me bewegen my intelaten met de muggen na de ervaring dat geen kemel te groot is om geslikt te worden! Ik wil de fout niet begaan die (lachend maar ernstig) ten-toonstelde in de satyre van Dom AlonzoGa naar eind3. (....) |